ECLI:NL:RBDHA:2022:4669
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. van Loenhoud
- Rechtspraak.nl
Verlening van een aansluitende zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 mei 2022 uitspraak gedaan over een verzoek tot het verlenen van een aansluitende zorgmachtiging voor een vrouw, geboren in 1967. De officier van justitie had op 2 mei 2022 een verzoek ingediend, waarbij een medische verklaring en andere relevante documenten waren bijgevoegd. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag was de betrokkene niet aanwezig, maar haar advocaat heeft haar standpunt naar voren gebracht. De advocaat voerde aan dat de betrokkene niet wilsonbekwaam is en dat er geen acute noodzaak voor verplichte zorg is, gezien haar recente verhuizing en de betrokkenheid van haar vriendin.
De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan verschillende psychische stoornissen, waaronder een borderline persoonlijkheidsstoornis en een ongespecificeerde psychotische stoornis. De rechtbank oordeelde dat de medische verklaring voldoende gemotiveerd was en dat er geen reden was om te twijfelen aan het deskundig oordeel van de psychiater. De rechtbank heeft het verzoek van de advocaat om een deskundige aan te wijzen voor een herbeoordeling van de wilsbekwaamheid afgewezen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat de betrokkene weigert adequate psychotherapie en medicatie. Gezien de ernst van de situatie, waaronder suïcidale gedachten en automutilatie, heeft de rechtbank besloten om de zorgmachtiging te verlenen. De machtiging geldt tot en met 11 mei 2023 en omvat verschillende vormen van verplichte zorg, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid.