ECLI:NL:RBDHA:2022:469

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 januari 2022
Publicatiedatum
26 januari 2022
Zaaknummer
20/2876
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking beroep en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak betreffende Ziektewet-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 januari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekering (Uwv). Eiseres had op 15 april 2020 een beroepschrift ingediend tegen een besluit van verweerder van 1 april 2020. Het onderzoek ter zitting vond plaats via Skype op 27 mei 2021, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde, Y.M. Venderbos, en verweerder werd vertegenwoordigd door M.A. Brouwer. Na een schorsing van het onderzoek in afwachting van nader arbeidsdeskundig onderzoek, heeft verweerder op 10 november 2021 het bestreden besluit gewijzigd. Eiseres heeft op 23 november 2021 haar beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling.

De rechtbank overweegt dat, ingevolge artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. In dit geval is niet in geschil dat verweerder met het besluit van 10 november 2021 geheel aan eiseres is tegemoetgekomen door haar per 20 januari 2020 een Ziektewet-uitkering toe te kennen. Verweerder heeft zich niet verzet tegen de gevraagde proceskostenveroordeling.

De rechtbank heeft vervolgens de proceskosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep heeft gemaakt vastgesteld op € 1.518,-, en heeft bepaald dat het betaalde griffierecht van € 48,- ook door verweerder aan eiseres moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. P.M. de Keuning, in aanwezigheid van mr. E.A.C. van Poelgeest, griffier, en is openbaar uitgesproken op 20 januari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/2876

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 januari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: Y.M. Venderbos),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekering (Uwv),verweerder
(gemachtigde: M.A. Brouwer).

Procesverloop

De rechtbank heeft op 15 april 2020 een beroepschrift ontvangen gericht tegen het besluit van verweerder van 1 april 2020 (bestreden besluit).
Het onderzoek ter zitting heeft via skype plaatsgevonden op 27 mei 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Het onderzoek is ter zitting geschorst, in afwachting van nader arbeidsdeskundig onderzoek.
Verweerder heeft het bestreden besluit bij besluit van 10 november 2021 gewijzigd.
Op 23 november 2021 heeft eiseres het beroep ingetrokken en verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
Van verweerder is daarop een reactie ontvangen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld.
2. In dit geval is niet in geschil dat verweerder met het besluit van
10 november 2021 geheel aan eiseres is tegemoetgekomen als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb door alsnog per 20 januari 2020 een Ziektewet-uitkering aan eiseres toe te kennen. Verweerder heeft zich niet verzet tegen de gevraagde proceskostenveroordeling.
3. De rechtbank veroordeelt verweerder in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht komt de door een derde beroepsmatig verleende bijstand voor vergoeding in aanmerking. In dit geval worden de kosten die daarvoor door eiseres zijn gemaakt vastgesteld op € 1.518.- (één punt voor het indienen van een beroepschrift en één punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde van € 759,- per punt en een wegingsfactor 1).
4. De rechtbank wijst erop dat het in deze zaak betaalde griffierecht van € 48,- op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb tevens door verweerder aan eiseres moet worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. de Keuning, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A.C. van Poelgeest, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.