ECLI:NL:RBDHA:2022:469
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking beroep en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak betreffende Ziektewet-uitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 januari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekering (Uwv). Eiseres had op 15 april 2020 een beroepschrift ingediend tegen een besluit van verweerder van 1 april 2020. Het onderzoek ter zitting vond plaats via Skype op 27 mei 2021, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde, Y.M. Venderbos, en verweerder werd vertegenwoordigd door M.A. Brouwer. Na een schorsing van het onderzoek in afwachting van nader arbeidsdeskundig onderzoek, heeft verweerder op 10 november 2021 het bestreden besluit gewijzigd. Eiseres heeft op 23 november 2021 haar beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling.
De rechtbank overweegt dat, ingevolge artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. In dit geval is niet in geschil dat verweerder met het besluit van 10 november 2021 geheel aan eiseres is tegemoetgekomen door haar per 20 januari 2020 een Ziektewet-uitkering toe te kennen. Verweerder heeft zich niet verzet tegen de gevraagde proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft vervolgens de proceskosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep heeft gemaakt vastgesteld op € 1.518,-, en heeft bepaald dat het betaalde griffierecht van € 48,- ook door verweerder aan eiseres moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. P.M. de Keuning, in aanwezigheid van mr. E.A.C. van Poelgeest, griffier, en is openbaar uitgesproken op 20 januari 2022.