In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 mei 2022 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, de asielaanvraag van eiser bij besluit van 4 april 2022 niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat Cyprus reeds internationale bescherming aan eiser heeft verleend. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet ter zitting verschenen, ondanks dat zijn gemachtigde wel aanwezig was. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting samen met een andere zaak behandeld, maar eiser heeft geen contact meer onderhouden met zijn gemachtigde en is met onbekende bestemming vertrokken.
De rechtbank heeft overwogen dat, volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, een vreemdeling die met onbekende bestemming vertrekt zonder de autoriteiten te informeren over zijn verblijfplaats, in beginsel geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk heeft verzocht. Aangezien eiser op 8 april 2022 met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact meer heeft met zijn gemachtigde, concludeert de rechtbank dat eiser geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Daarom is het beroep niet-ontvankelijk verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 11 mei 2022 en kan binnen een week na bekendmaking worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.