ECLI:NL:RBDHA:2022:4705
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een asielzoekster. De verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 4 april 2022 niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen heeft de verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 11 mei 2022, waar de verzoekster en haar gemachtigde niet verschenen, heeft de voorzieningenrechter het verzoek behandeld. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
Na de behandeling heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter overwoog dat er in een eerdere uitspraak, zaaknummer NL22.5819, al een beslissing was genomen op het beroep van de verzoekster, wat de afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening rechtvaardigde. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van de griffier mr. M.Ch. Grazell. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.