ECLI:NL:RBDHA:2022:4706
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na opheffing van bewaring in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 mei 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de opheffing van een maatregel van bewaring. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. R. Hopman, had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 28 april 2022 de maatregel van bewaring had opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De staatssecretaris heeft echter op 6 mei 2022 de maatregel opgeheven, waarna verzoeker op 10 mei 2022 zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. De staatssecretaris heeft zich verzet tegen deze veroordeling. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank overweegt dat de veroordeling in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Het is vaste rechtspraak dat van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb alleen sprake is als het bestuursorgaan zijn standpunt zodanig heeft herroepen dat het oorspronkelijke besluit als onrechtmatig wordt erkend.
De rechtbank concludeert dat de opheffing van de bewaring niet is gedaan ter tegemoetkoming aan het beroep van verzoeker, maar vanwege de geplande uitzetting naar België. De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af, omdat er geen sprake is van een proceskostenveroordeling in deze situatie. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en mr. N.H. de Zeeuw, griffier, en is openbaar gemaakt op 12 mei 2022.