ECLI:NL:RBDHA:2022:485
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag uitkering op grond van de Participatiewet en het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De eiser had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Participatiewet (Pw) en het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) ten behoeve van het starten van een bedrijf. De aanvraag werd door verweerder afgewezen, waarbij ook de eerder verstrekte voorschotten van € 1.613,- werden teruggevorderd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat verweerder onvoldoende deskundigheid had ingeschakeld om de levensvatbaarheid van zijn bedrijf te beoordelen.
De rechtbank heeft overwogen dat eiser aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanwege zijn financiële situatie het griffierecht niet kan betalen. Eiser heeft zijn aanvraag ingediend met het doel een bedrijf te starten, maar verweerder heeft de aanvraag afgewezen op basis van de conclusie dat het bedrijf niet levensvatbaar is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beoordeling van de levensvatbaarheid is uitgevoerd door een consulent van de afdeling Zelfstandigen van verweerder, die voldoende deskundig werd geacht. Eiser heeft de inhoud van het rapport van de consulent niet betwist en heeft geen contra-expertise laten uitvoeren.
De rechtbank concludeert dat verweerder op goede gronden de aanvraag om een uitkering heeft afgewezen en dat de terugvordering van de voorschotten rechtmatig was. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.