ECLI:NL:RBDHA:2022:4868

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 april 2022
Publicatiedatum
23 mei 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 218
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van IVA-uitkering en arbeidsongeschiktheidseisen in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Banctec B.V. en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen over de toekenning van een IVA-uitkering aan een werknemer. De werknemer, die lijdt aan Asperger en eerder een WGA-uitkering ontving, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de verweerder om de WIA-uitkering ongewijzigd voort te zetten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de werknemer niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, wat een vereiste is voor de toekenning van een IVA-uitkering. De rechtbank baseert zich op rapporten van verzekeringsartsen die concluderen dat de werknemer, ondanks zijn beperkingen, in staat is om passende arbeid te verrichten. De rechtbank oordeelt dat de medische grondslag van het bestreden besluit standhoudt en dat de door de verzekeringsarts aangenomen beperkingen adequaat zijn gemotiveerd. De rechtbank verklaart het beroep van de eiseres ongegrond en wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/218

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 april 2022 in de zaak tussen

Banctec B.V., te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. K. Gomes),
en

de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

verweerder
(gemachtigde: L. Steeksma).

Procesverloop

Bij besluit van 3 september 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder beslist dat de aan de heer De Jong (werknemer) toegekende uitkering ingevolge de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ongewijzigd wordt voortgezet.
Bij besluit van 8 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via een online beeldverbinding plaatsgevonden op
17 maart 2022. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Werknemer is laatstelijk bij eiseres, eigenrisicodrager voor de Wet WIA, werkzaam geweest als software support engineer voor 40 uur per week. In 2006 is bij werknemer de diagnose Asperger gesteld. In 2015 is werknemer uitgevallen met een burnout en sinds 19 april 2017 ontvangt hij een loongerelateerde WGA [1] -uitkering. Na een medische herbeoordeling in 2018 op verzoek van eiseres werd werknemer ongewijzigd 80-100% arbeidsongeschikt bevonden. In dit kader is door de betreffende verzekeringsarts op 22 februari 2018 een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgesteld en een
urenbeperking van 4 uur per dag en 20 uur per week aangenomen. Bij besluit van
25 september 2019 heeft verweerder aan werknemer een WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend per 19 december 2019.
2. Nadat eiseres opnieuw om een herbeoordeling heeft gevraagd, heeft de primaire verzekeringsarts in de rapportage van 24 augustus 2020 na onderzoek geconcludeerd dat geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid, gelet op de criteria van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit). Hij constateert dat werknemer volgens zijn dagverhaal actiever is dan in 2017 en 2018. De oorzaak lijkt te zijn gelegen in het gebruik van de medicatie Risperidon, waardoor overprikkeling wordt onderdrukt. De in de FML van 22 februari 2018 opgenomen beperkingen in rubriek 1 (persoonlijk functioneren) ten aanzien van het verdelen van de aandacht en het herinneren zijn daarom in de FML van 24 augustus 2020 weggelaten. Wel is in de FML van 24 augustus 2020 weer opgenomen dat werknemer is aangewezen op een voorspelbare werksituatie zonder deadlines en productiepieken, waarin geen hoog handelingstempo is vereist en waarbij sprake dient te zijn van vaste bekende werkwijzen. Ook gelden wederom beperkingen ten aanzien van het hanteren van emotionele problemen van anderen, het uiten van eigen gevoelens en samenwerken. Daarnaast is een beperking opgenomen ten aanzien
van de geluidsbelasting in die zin dat eiser is aangewezen op een geluidsarme
werkomgeving. Beroepsmatig vervoer en nachtwerk worden niet wenselijk geacht. Gelet op het feit dat werknemer optimaal en maximaal behandeld is, verwacht de primaire verzekeringsarts geen verdere verbetering van de belastbaarheid. De primaire verzekeringsarts stelt de urenbeperking op 4-5 uur per dag en 20-25 uur per week vast. De primaire arbeidsdeskundige concludeert in de rapportage van 1 september 2020 dat het arbeidsongeschiktheidspercentage 77,39% bedraagt.
3. Bij het primaire besluit heeft verweerder beslist dat de WIA-uitkering ongewijzigd wordt voortgezet. Zowel eiseres als werknemer hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en daarbij is aangevoerd dat werknemer recht heeft op een IVA [2] -uitkering.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. In het bestreden besluit stelt verweerder zich op het standpunt dat werknemer geen recht heeft op een IVA-uitkering omdat hij niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Verweerder verwijst daarbij naar de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 17 november 2020. De verzekeringsarts bezwaar en beroep sluit zich aan bij de conclusie van de primaire verzekeringsarts dat geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid omdat werknemer niet voldoet aan de uitzonderingscriteria van het Schattingsbesluit ten aanzien van benutbare mogelijkheden. Van duurzame arbeidsongeschiktheid is naar zijn mening geen sprake omdat de belastbaarheid van werknemer is verbeterd ten opzichte van 2018 als gevolg van medicatie en de gevolgde inzichtgevende therapie. Hij sluit zelfs enige verbetering van de belastbaarheid de komende jaren niet uit door het volgen van andere therapieën. De verzekeringsarts bezwaar en beroep acht de door de primaire verzekeringsarts aangenomen beperkingen juist, waaronder de beperking ten aanzien van de geluidsbelasting. Gelet op de verbeterde belastbaarheid vind de verzekeringsarts bezwaar en beroep net als de primaire verzekeringsarts dat minder beperkingen in de rubrieken 1 (persoonlijk functioneren) en 2 (sociaal functioneren) moeten worden opgenomen ten opzichte van de FML van 22 februari 2018. Werkhervatting behoeft voorts naar zijn mening geen terugval te betekenen. De urenbeperking van 4-5 uur per dag acht de verzekeringsarts bezwaar en beroep plausibel vanwege de verbetering van de belastbaarheid en het feit dat werknemer blijkens zijn dagverhaal dagen van 09:30 tot 23:30 volmaakt. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft, uitgaande van de FML, blijkens de rapportage van 30 november 2020 vijf passende voorbeeldfuncties gevonden en wijzigt het arbeidsongeschiktheidspercentage van 77,39% naar 77,54% vanwege een aanpassing van het maatmanloon. Nu werknemer met inachtneming van de beperkingen in staat kan worden geacht om passende arbeid te verrichten, en werknemer dus niet volledig arbeidsongeschikt is, is volgens verweerder een IVA-uitkering niet aan de orde.
5. Eiseres kan zich niet met het bestreden besluit verenigen. Eiseres betoogt dat werknemer recht heeft op een IVA-uitkering. Zij stelt dat in de FML van 24 augustus 2020 ten onrechte minder beperkingen zijn opgenomen dan in de FML van 22 februari 2018. In de FML van 24 augustus 2020 moeten meer beperkingen in rubriek 1 worden aangenomen, zodat werknemer in de categorie 80-100% arbeidsongeschikt valt. Het feit dat werknemer baat bij de behandeling heeft gehad en het in dagelijks leven iets meer activiteiten ontplooit betekent niet dat hij meer arbeidsmogelijkheden heeft. In dat kader heeft werknemer op 4 juni 2020 aangegeven dat zijn gezondheid is verslechterd omdat hij sneller overprikkeld is, activiteiten minder lang volhoudt en meer tijd nodig heeft om te herstellen. Na een activiteit van een half uur heeft werknemer last van ernstige cognitieve beperkingen, kan geen beslissingen meer nemen en is vergeetachtig. Volgens eiseres moet ook de urenbeperking van 4 uur per dag uit de FML van 22 februari 2018 gehandhaafd worden. Verder stelt eiseres dat sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid omdat werknemer ‘uitbehandeld’ is. Tot slot zijn de door de arbeidsdeskundigen geduide functies machinaal metaalbewerker (SBC-code 264122), huishoudelijk medewerker gebouwen (SBC-code 111334) en huishoudelijk medewerker (SBC-code 111333) niet passend vanwege handelingstempo en geluidsbelasting, aldus eiseres.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
6.1
De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn besluiten omtrent de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Dit betekent niet dat voornoemde rapporten en het daarop gebaseerde besluit in beroep niet kunnen worden aangevochten. Het is echter aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
Volledige arbeidsongeschiktheid
6.2
Voor toekenning van een IVA-uitkering [3] is het nodig dat sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid en dat de beperkingen duurzaam zijn [4] . Niet in geschil is dat werknemer op de datum in geding niet voldeed aan de uitzonderingscriteria in het Schattingsbesluit waarbij benutbare mogelijkheden ontbreken. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep naar het oordeel van de rechtbank toereikend gemotiveerd dat werknemer niet volledig arbeidsgeschikt is (maar 77,39%) en dat er voldoende beperkingen zijn aangenomen. Dat standpunt is inzichtelijk en toereikend gemotiveerd met de stelling dat een lichte verbetering is aangenomen ten opzichte van de situatie in 2018, omdat werknemer baat heeft (gehad) bij de gebruikte medicatie en de gevolgde inzichtgevende therapie. Om die reden is de urenbeperking enigszins verlicht, te weten van maximaal 4 tot 5 uur per dag en 20 tot 25 uur per week. Nu werknemer niet volledig arbeidsongeschikt is, is de vraag of sprake is van duurzame beperkingen (nog) niet aan de orde. Daarmee is ook toekenning van een IVA-uitkering niet aan de orde.
6.3
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de medische grondslag van het bestreden besluit standhoudt.
De geduide functies
6.4
Uitgaande van de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep vastgestelde beperkingen ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van werknemer voor de functies machinaal metaalbewerker (SBC-code 264122), huishoudelijk medewerker gebouwen (SBC-code 111334) en huishoudelijk medewerker (SBC-code 111333). Eiseres heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het handelingstempo in de functie huishoudelijk medewerker (gebouwen) en het machinegeluid in de functie machinaal metaalbewerker maken dat deze functies niet passend zijn. De enkele stelling dat dit zo is, is onvoldoende. Eiseres heeft geen stukken overgelegd die aanleiding geven om te twijfelen aan het oordeel van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. In de geduide functies worden geen handelingen van werknemer vereist waarvoor hij beperkt is geacht in de FML van 24 augustus 2020. Ten aanzien van de functie machinaal metaalbewerker overweegt de rechtbank dat in de FML een beperking voor geluidsbelasting is aangenomen. Indien geluidsbelasting een rol zou hebben gespeeld in deze functie, zou in geval van een overschrijding een signalering zijn opgekomen voor wat betreft de vereiste geluidsarme omgeving. Eiseres stelt in beroep in het kader van deze functie dat de machines 80 decibel produceren, maar onderbouwt deze stelling niet. De rechtbank kan niet vaststellen waar eiseres deze stelling op baseert. Indien (deze) geluidsbelasting in de functie machinaal metaalbewerker aan de orde zou zijn geweest, had dit in de functiebeoordeling gestaan. Uit het document ‘Resultaat functiebeoordeling productiemedewerker metaalbewerking’ van 1 september 2020 blijkt echter niet dat machinegeluid in zodanige mate voorkomt, dat dat strijd oplevert met de aangenomen beperking voor geluidsbelasting. De functie houdt werken in een weverij in, waarbij aan een eigen weefgetouw metaal- en kunststofdoeken
worden geproduceerd voor de industrie. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen
aanknopingspunten voor het oordeel dat de aangenomen beperking ten aanzien van de geluidsbelasting dan wel anderszins wordt overschreden.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. de Keuning, rechter, in aanwezigheid van mr. H.B. Brandwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 april 2022.
griffier rechter
de griffier is verhinderd te tekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten
2.Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten
3.Op grond van artikel 47 van de Wet WIA.
4.In de zin van artikel 4 van de Wet WIA.