ECLI:NL:RBDHA:2022:4954
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake handhaving bestemmingsplan en omgevingsvergunning voor bijgebouw
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, wonende aan [adres] te [plaats], had een bijgebouw/overkapping gerealiseerd in zijn tuin zonder de vereiste omgevingsvergunning, wat in strijd is met het bestemmingsplan. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag had verzoeker gelast om de overtreding voor 2 mei 2022 te beëindigen, met een dreiging van een dwangsom van € 15.000,-. Verzoeker maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen concreet zicht op legalisatie van de overkapping bestond. Het college had eerder een aanvraag voor legalisatie geweigerd, en verzoeker had geen bezwaar gemaakt tegen deze weigering. De voorzieningenrechter oordeelde dat handhavend optreden door het college niet onevenredig was, ook al voerde verzoeker aan dat de psychische gesteldheid van zijn echtgenote in de belangenafweging meegewogen moest worden. De voorzieningenrechter concludeerde dat het college zijn taak om overtredingen te beëindigen moest kunnen uitvoeren, zeker gezien de voorgeschiedenis van de zaak.
De voorzieningenrechter benadrukte dat verzoeker al sinds begin 2020 op de hoogte was van de overtreding en dat er meerdere handhavingstrajecten waren geweest. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van verzoeker niet opwogen tegen het belang van het college om de overtreding te beëindigen. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de voorzieningenrechter concludeerde dat het bestreden besluit in stand zou blijven.