ECLI:NL:RBDHA:2022:4994

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
25 mei 2022
Zaaknummer
AWB - 20_5460
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van documenten op basis van de Wet openbaarheid van bestuur; privacy en vrees voor dierenrechtenactivisme

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de openbaarmaking van documenten op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiseres, een stichting, had verzocht om openbaarmaking van rapporten van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) met betrekking tot landbouwhuisdieren. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder, heeft dit verzoek gedeeltelijk toegewezen, maar met de bepaling dat de feitelijke openbaarmaking pas twee weken na het primaire besluit zou plaatsvinden, om bezwaar van belanghebbenden te voorkomen.

Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 4 april 2022. Eiseres stelde dat openbaarmaking van de documenten zou leiden tot een inbreuk op haar privacy en vrees voor geweld van dierenrechtenactivisten. De voorzieningenrechter oordeelde dat de beroepsgronden van eiseres niet voldoende onderbouwd waren en dat de vrees voor dierenrechtenactivisme niet concreet was gemaakt. De voorzieningenrechter concludeerde dat de minister niet meer gegevens hoefde te lakken dan reeds was gedaan en dat er geen sprake was van onevenredige benadeling voor eiseres.

De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk het beroep van eiseres ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak benadrukt de afweging tussen het recht op informatie en de bescherming van persoonlijke gegevens, waarbij de rechter oordeelt dat de belangen van openbaarmaking zwaarder wegen dan de vrees van eiseres voor mogelijke gevolgen van die openbaarmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 21/379 (beroep) en SGR 20/5460 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 april 2022 op het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

N.N., eiseres

en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. A.H.T.M. van Straaten).

Procesverloop

In het besluit van 23 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder een verzoek om openbaarmaking van Stichting Varkens in Nood in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) gedeeltelijk toegewezen. Verweerder heeft daarbij bepaald dat de feitelijke openbaarmaking van de documenten niet eerder plaatsvindt dan twee weken na 23 juli 2020 (de uitgestelde openbaarmaking), omdat naar verwachting belanghebbenden bezwaar hebben tegen de openbaarmaking van deze documenten.
Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Voordat een zitting heeft plaatsgevonden, heeft verweerder bij besluit van 3 december 2020 (bestreden besluit) het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, zodat het verzoek om een voorlopige voorziening geldt als een verzoek gedaan hangende het beroep bij de rechtbank.
Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld dat het bestreden besluit, voor zover dit betrekking heeft op het bedrijf van eiseres, wordt opgeschort totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening.
De Wob-verzoeker die in eerste instantie had aangegeven als derde-partij deel te willen nemen aan de voorlopige voorzienings- en beroepsprocedure heeft de rechtbank laten weten daar toch van af te zien.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 4 april 2022. Eiseres heeft zich vertegenwoordigen door een persoon die zij daartoe gemachtigd heeft. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
In het geval van een verzoek om een voorlopige voorziening tijdens de beroepsprocedure kan de voorzieningenrechter ervoor kiezen om ook onmiddellijk uitspraak te doen op het beroep [1] . De voorzieningenrechter ziet daar aanleiding toe en heeft partijen ter zitting gevraagd wat zij daar van vinden.
Eiseres heeft de voorzieningenrechter gevraagd alleen uitspraak te doen op het verzoek om een voorlopige voorziening. Volgens haar zijn er een heleboel dingen die spelen die van invloed kunnen zijn op de bevindingen die in het inspectierapport zijn opgenomen. Eiseres wacht nog op stappen van het Openbaar Ministerie (OM) en de Ombudsman ten aanzien van klachten en aangiftes tegen werknemers van de NVWA [2] . Verweerder vraagt de voorzieningenrechter ook het beroep af te doen, omdat deze trajecten niet van belang zijn voor deze procedure. De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze eventuele nog door het OM en de Ombudsman te nemen stappen niet van belang zijn voor de beoordeling van het beroep, omdat de inhoud van het inspectierapport in deze beroepsprocedure niet ter beoordeling voorligt. Op dit punt zal later in deze uitspraak worden teruggekomen.
1.2.
Dat de gemachtigde van eiseres zich, zoals hij ter zitting heeft gezegd, alleen heeft voorbereid op de behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening, is ook geen reden waarom de voorzieningenrechter geen gebruik zou kunnen maken haar bevoegdheid om ook direct uitspraak op het beroep te doen. Zo is eiseres in de uitnodiging voor de zitting gewezen op de mogelijkheid dat de voorzieningenrechter ook kan beslissen op het beroep. Dat (de gemachtigde van) eiseres daar geen rekening mee heeft gehouden, komt voor risico van eiseres. De omstandigheid dat de gemachtigde van eiseres tijdens de zitting zijn bril niet bij zich had en hij daarom niet in de documenten die verweerder openbaar wil maken kon kijken om aan te geven welke gegevens in die stukken aanleiding geven tot vrees voor dierenrechtenactivisme, brengt daar geen verandering in. De voorzieningenrechter vindt dat (de gemachtigde van) eiseres daartoe meer dan genoeg tijd heeft gehad, zeker gelet op de tijd die is verstreken sinds de indiening van het verzoek om een voorlopige voorziening en het beroep dat meer een jaar geleden is ingediend.
1.3.
Nader onderzoek kan daarom redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van het beroep. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om ook uitspraak te doen op het beroep van eiseres.
Waar gaat deze zaak over?
2. Stichting Varkens in Nood (de Stichting) heeft op 4 november 2019 in het kader van de Wob verzocht om – kort samengevat – alle rapporten van bevindingen van aandachtsbedrijven aangaande landbouwhuisdieren in de periode maart 2018 tot en met oktober 2019. Ten aanzien van dit verzoek zijn bij de NVWA verscheidene documenten aanwezig, waaronder documenten die zien op het bedrijf van eiseres. Verweerder heeft besloten de informatie waarom is verzocht gedeeltelijk openbaar te maken. Eiseres is het er niet mee eens dat de documenten gedeeltelijk openbaar worden gemaakt.
Wat vindt eiseres in beroep?
3.1.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat de documenten niet openbaar gemaakt mogen worden, omdat dit een te grote inbreuk is op haar privacy en op de privacy van een ander persoon die ten onrechte de Wob-stukken niet heeft ontvangen. Verder stelt zij dat de rapporten van bevindingen zijn opgesteld door inspecteurs die misbruik maken van hun bevoegdheden en valsheid in geschrifte plegen, documenten verduisteren, bewust onvolledig onderzoek doen en onwaarheden rapporteren. Voor eiseres is de belangrijkste reden dat de documenten niet openbaar gemaakt mogen worden dat openbaarmaking zal leiden tot geweld van dierenrechtenactivisten tegen haar en haar gezin. Zij heeft daar al eerder mee te maken gehad en heeft daar een trauma aan overgehouden. Eiseres stelt dat iedere foto, iedere beschrijving en ieder nummer van rapporten vanwege de kennis en beeldmateriaal die dierenrechtenactivisten hebben naar haar bedrijf kan worden herleid.
3.2.
Daarnaast verwijst eiseres naar de gronden die zij in de bezwaarprocedure heeft aangevoerd.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
4.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de beroepsgronden van eiseres in feite een herhaling zijn van wat zij in bezwaar heeft aangevoerd. Uit het in algemene zin herhalen en inlassen van bezwaargronden kan de voorzieningenrechter echter niet afleiden waarom eiseres van mening is dat het bestreden besluit onjuist is. Daarom ziet de voorzieningenrechter hierin geen aanleiding dat besluit te vernietigen.
4.2.
Eiseres heeft verder gesteld dat een ander persoon ten onrechte niet de Wob-stukken heeft ontvangen en niet is ingelicht over het verstrekken van de gegevens. Nu deze persoon namens eiseres ter zitting is verschenen, gaat de rechtbank ervan uit dat deze persoon volledig op de hoogte is van alle stukken en de procedure en niet heeft verzocht hier zelfstandig aan deel te mogen nemen. Daarbij heeft verweerder terecht gesteld dat alle direct identificeerbare gegevens zijn weggelakt zodat ook deze persoon niet in zijn belangen wordt getroffen, zie hiervoor verder onder rechtsoverweging 4.3 en 4.4.
4.2.
Onder verwijzing naar de uitspraak [3] van de hoogste bestuursrechter in een vergelijkbare procedure, overweegt de voorzieningenrechter dat in deze procedure niet aan de orde kan komen of de informatie die verweerder openbaar wil maken, juist is. Ter beoordeling staat alleen of verweerder de door de Stichting gevraagde informatie met inachtneming van de relevante bepalingen van de Wob openbaar moet maken.
4.3.
Zoals verweerder in het primaire en het bestreden besluit heeft overwogen, heeft de Stichting aangegeven niet geïnteresseerd te zijn in persoonsgegevens en/of rechtspersoonsgegevens en geen bezwaar te hebben tegen het anonimiseren van onderdelen van de documenten, die herleidbaar (zouden kunnen) zijn tot de individuele ondernemers. Verweerder heeft gezegd dat deze gegevens daarom niet onder de reikwijdte van het Wob-verzoek vallen en in de documenten gezwart (onleesbaar) zijn gemaakt. Verweerder heeft in de documenten de volgende onderdelen weggelakt: namen van bedrijven en personen, adressen, geboortedata, vestigingsplaatsen, rechtsvormen van ondernemingen, Kamer van Koophandel-nummers, unieke bedrijfsnummers (UBN), identificatiecodes (ID) en werknummers van dieren, luchtfoto’s, regio-aanduidingen van NVWA inspectieteams en de plaatsnamen van de vastgestelde overtredingen.
4.4.
De voorzieningenrechter ziet zich voor de vraag gesteld of eiseres onevenredig benadeeld wordt als verweerder de documenten in deze vorm openbaar maakt en verweerder daarom meer passages in de documenten zwart had moeten maken. Zij is van oordeel dat dit niet het geval is, omdat de overige informatie in de documenten geen informatie bevat die herleidbaar is tot eiseres of haar bedrijf. Van de informatie die verweerder niet zwart heeft gemaakt, heeft eiseres naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk gemaakt dat deze informatie direct of indirect naar haar te herleiden is. Zij heeft dit slechts gesteld. Op welke wijze iedere foto, iedere beschrijving en ieder nummer van een rapport naar haar herleid kan worden, heeft zij niet toegelicht. Overigens blijkt uit het bestreden besluit dat eiseres ook in bezwaar niet heeft aangeduid welke informatie in de openbaar te maken documenten, voor zover die niet al onleesbaar is gemaakt, haar bij openbaarmaking van deze documenten onevenredig zou benadelen. Het lag op de weg van eiseres dat wel te doen.
Gelet hierop heeft eiseres haar angst dat op grond van informatie in de documenten dierenrechtenactivisten het bedrijf van eiseres weten te achterhalen, onvoldoende concreet gemaakt.
4.5.
Verder overweegt de voorzieningenrechter dat het incident dat eiseres en haar gezin in 2018 hebben meegemaakt met dierenrechtenactivisten, hoe naar dat ook voor hen is geweest, geen reden is om aan te nemen dat eiseres bij openbaarmaking van de stukken heeft te vrezen voor dierenrechtenactivisme. De Stichting was niet betrokken bij dit incident en er zijn ook geen aanwijzingen dat zij geweld jegens eiseres toe zou passen. Het betoog dat de Stichting in contact staat met andere instanties die opkomen voor dierenrechten en gegevens met elkaar uitwisselen, heeft eiseres niet onderbouwd. Dat er naar eigen zeggen vreemde mensen rondhangen bij de woning/het bedrijf van eiseres en dat auto’s haar partner twee keer van de weg hebben gereden, heeft eiseres ook niet onderbouwd.
4.6.
Het gegeven dat de Stichting door een fout van de rechtbank kennis heeft genomen van naam van eiseres, leidt niet tot een ander oordeel. Het enkele feit dat de Stichting weet om wie het gaat en zij die informatie openbaar zou kunnen maken, maakt niet dat verweerder de stukken helemaal niet openbaar mag maken. Of en wat de Stichting gaat doen met de informatie die zij heeft, is niet van belang bij de te maken belangenafweging op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob [4] . Er is ook geen reden om aan te nemen dat de Stichting de naam van eiseres openbaar maakt. Bij het Wob-verzoek heeft de Stichting immers aangegeven niet geïnteresseerd te zijn in persoons- en bedrijfsgegevens. De rechtbankbrief waarin de naam van eiseres per ongeluk is vermeld, heeft de Stichting op verzoek van de rechtbank teruggezonden. De bewuste brief is verzonden op 24 november 2021 en in de vier maanden die sinds die tijd zijn verstreken, is er niets voorgevallen.
4.7.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder niet nog meer informatie hoefde weg te lakken.
Wat is de conclusie?
5.1.
Het beroep is ongegrond.
5.2.
Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
5.3.
Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 april 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 4 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2636.