ECLI:NL:RBDHA:2022:4996
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake intrekking jachtakte wegens gebrek aan spoedeisend belang
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een zelfvoorzienende boer, had zijn jachtakte ingetrokken gekregen door de korpschef van de Nationale Politie op 28 juli 2021, omdat hij misbruik had gemaakt van wapens en munitie. Het bestreden besluit van 8 maart 2022 verklaarde het administratief beroep van verzoeker ongegrond. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om de intrekking van zijn jachtakte te schorsen totdat op zijn beroep was beslist, met het argument dat hij de jachtakte nodig had voor schadebestrijding van zijn gewassen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was, omdat verzoeker de schadebestrijding ook door een derde kon laten uitvoeren. De voorzieningenrechter benadrukte dat de voorlopige voorzieningenprocedure alleen kan worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, wat in dit geval niet werd aangetoond. Verzoeker had niet eerder om een voorlopige voorziening gevraagd omdat hij dacht dat het bestreden besluit in december 2021 zou worden genomen. De voorzieningenrechter concludeerde dat het besluit van verweerder niet evident onrechtmatig was, aangezien verzoeker niet had betwist dat hij de jachtgeweer en munitie niet correct had opgeborgen.
Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en verweerder werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, in aanwezigheid van griffier Y.E. de Loos, en is openbaar uitgesproken op 13 april 2022.