ECLI:NL:RBDHA:2022:4996

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 april 2022
Publicatiedatum
25 mei 2022
Zaaknummer
AWB - 22_1727
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake intrekking jachtakte wegens gebrek aan spoedeisend belang

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een zelfvoorzienende boer, had zijn jachtakte ingetrokken gekregen door de korpschef van de Nationale Politie op 28 juli 2021, omdat hij misbruik had gemaakt van wapens en munitie. Het bestreden besluit van 8 maart 2022 verklaarde het administratief beroep van verzoeker ongegrond. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om de intrekking van zijn jachtakte te schorsen totdat op zijn beroep was beslist, met het argument dat hij de jachtakte nodig had voor schadebestrijding van zijn gewassen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was, omdat verzoeker de schadebestrijding ook door een derde kon laten uitvoeren. De voorzieningenrechter benadrukte dat de voorlopige voorzieningenprocedure alleen kan worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, wat in dit geval niet werd aangetoond. Verzoeker had niet eerder om een voorlopige voorziening gevraagd omdat hij dacht dat het bestreden besluit in december 2021 zou worden genomen. De voorzieningenrechter concludeerde dat het besluit van verweerder niet evident onrechtmatig was, aangezien verzoeker niet had betwist dat hij de jachtgeweer en munitie niet correct had opgeborgen.

Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en verweerder werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, in aanwezigheid van griffier Y.E. de Loos, en is openbaar uitgesproken op 13 april 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/1727

uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 april 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. S.E. de Vries),
en

de minister van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. W.E. Louwerse).

Procesverloop

In het besluit van 28 juli 2021 (primair besluit) heeft de korpschef van de Nationale Politie de jachtakte van verzoeker ingetrokken.
In het besluit van 8 maart 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het administratief beroep van verzoeker tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De zitting was op 28 maart 2022. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter. De rechtbank hoeft het oordeel van de voorzieningenrechter niet te volgen.
Waar gaat deze zaak over?
2.1.
Aan verzoeker was een jachtakte afgegeven met een geldigheidsduur tot en met 31 maart 2022. Verzoekers jachtakte is ingetrokken op de grond dat hij misbruik heeft gemaakt van wapens en munitie en dat er voldoende aanwijzingen zijn dat het voorhanden hebben van wapens en munitie hem niet langer kan worden toevertrouwd [1] . Verzoeker heeft de opbergvoorschriften geschonden door een jachtgeweer en een doosje hagelpatronen niet in de wapenkluis te bewaren. Daarbij had verzoeker een grote hoeveelheid munitie voorhanden die hij op grond van zijn jachtakte niet voorhanden zou mogen hebben.
2.2.
Verzoeker is het niet eens met de intrekking van zijn jachtakte en heeft de voorzieningenrechter gevraagd het primaire besluit te schorsen totdat op het beroep is beslist en hem in staat te stellen de jachtakte tijdig te verlengen.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
Is er spoedeisend belang?
3.1.
De voorlopige voorzieningsprocedure is een spoedprocedure. Deze procedure kan alleen worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. [2] Van zo’n spoedeisend belang is onder meer sprake als er een onomkeerbare situatie dreigt. De voorzieningenrechter moet eerst kijken of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden behandeld.
3.2.
Verzoeker heeft ter onderbouwing van het spoedeisend belang naar voren gebracht dat hij als zelfvoorzienende boer zijn jachtakte nodig heeft om schadebestrijdend te kunnen jagen om zijn gewassen te beschermen. Hij heeft niet eerder om een voorlopige voorziening gevraagd, omdat de grootste oogst al achter de rug was op het moment dat de jachtakte werd ingetrokken en de winterperiode eraan kwam. Verzoeker ging ervan uit dat het bestreden besluit in december 2021 zou worden genomen en van de politie had hij vernomen dat het wel goed zou komen. Omdat het zaaiseizoen is begonnen, heeft hij nu om een voorlopige voorziening gevraagd. Verzoeker stelt dat hij de schadebestrijding niet zomaar door iemand mag of kan laten uitvoeren. Het houderschap van een jachtveld is niet iets dat even voor een periode kan worden verleend aan een ander. Het zou in dit geval betekenen dat verzoeker afstand moet doen van een houderschap dat altijd in het bezit van zijn familie is geweest en waarover hij, hoogstwaarschijnlijk, daarna niet meer zal kunnen beschikken. De Aarlander gebieden zijn gewilde gebieden. Je eerbiedigt het houderschap van de rechtmatige houder, maar als die dit moet afstaan dan kan geen enkele garantie worden gegeven of het houderschap weer terug kan worden gekregen.
3.3.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft bij de voorlopige voorzieningsprocedure, omdat verzoeker de beoogde schadebestrijding in afwachting van de uitkomst van zijn beroepsprocedure zou kunnen laten uitvoeren door een daartoe bevoegde (al dan niet ingehuurde) derde. Hij heeft hierbij verwezen naar de contracten jachthuur en schadebestrijding van de jagersvereniging (www.jagersvereniging.nl). Met zo’n standaardcontract is het mogelijk om iemand een jaar lang schadebeperkend te laten optreden; het contract loopt tot 1 april en wordt stilzwijgend verlengd tenzij het contract wordt opgezegd vóór 1 februari.
3.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening. Niet is gebleken dat verzoeker niet iemand kan inschakelen om op zijn land aan schadebestrijding te doen. Verzoeker zal dat contractueel goed moeten regelen. Hoewel voorstelbaar is dat die situatie niet ideaal is en verzoeker direct schadebestrijdend wil handelen op de momenten dat dat nodig is, maakt dit niet dat dit geen (tijdelijke) oplossing is en dat moet worden geoordeeld dat verzoeker de beslissing op zijn beroep niet kan afwachten. Voor iedere boer die geen jachtakte heeft, geldt dat hij voor het verjagen afhankelijk is van de beschikbaarheid van een jager zodat niet altijd direct schadebestrijdend kan worden opgetreden.
Is het besluit evident onrechtmatig?
3.5.
Ondanks dat geen sprake is van een spoedeisend belang, kan de door verzoeker gevraagde voorziening nog worden getroffen als het besluit van verweerder evident onrechtmatig is. Daarmee wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door verweerder ingenomen standpunt juist is en of het besluit in een bodemprocedure in stand zal blijven. De voorzieningenrechter is vanwege het navolgende van oordeel dat daar geen sprake van is.
3.6.
De voorzieningenrechter ziet geen grond voor het oordeel dat het bestreden besluit evident onrechtmatig is, nu er geen twijfel over bestaat dat verzoeker het jachtgeweer en de munitie niet in de wapenkluis had opgeborgen en hij in het bezit was van munitie die hij op grond van zijn jachtakte niet in zijn bezit zou mogen hebben. Verzoeker heeft dit overigens ook niet betwist. Voorlopig lijkt de intrekking van de jachtakte dan ook in overeenstemming te zijn met artikel 5.4, vierde lid, onder c, van de Wet natuurbeheer en in de Circulaire wapens en munitie 2019 vastgestelde beleidsregels.
3.7.
Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen wegens het ontbreken van spoedeisend belang. Verweerder hoeft de proceskosten niet te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
13 april 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 5.4, vierde lid, aanhef en onder c, van de Wet natuurbescherming.
2.Artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht.