ECLI:NL:RBDHA:2022:5000

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 april 2022
Publicatiedatum
25 mei 2022
Zaaknummer
AWB - 22 _ 1239
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor urgentieverklaring bij woningnood na scheiding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 april 2022 uitspraak gedaan op het verzoek van een man om een voorlopige voorziening in het kader van zijn aanvraag voor een urgentieverklaring voor huisvesting. De man, die in 2021 gescheiden is en drie minderjarige kinderen heeft, heeft een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring omdat hij tijdelijk bij een kennis woont en dringend op zoek is naar een woning. De gemeente Zoetermeer heeft deze aanvraag afgewezen, met als argument dat de man niet voldoet aan de criteria voor urgentie, waaronder het feit dat hij een te hoog inkomen heeft en dat er sprake is van algemene weigeringsgronden. De man heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 28 maart 2022 heeft de man zijn situatie toegelicht, waarbij hij aangaf dat hij bang is dakloos te worden en zijn kinderen niet kan ontvangen. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de gemeente terecht heeft geweigerd om de urgentieverklaring te verlenen. De voorzieningenrechter benadrukte dat de man niet heeft aangetoond dat hij voldoet aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring en dat de situatie waarin hij zich bevindt niet uitzonderlijk genoeg is om toepassing van de hardheidsclausule te rechtvaardigen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de conclusie dat de gemeente op goede gronden heeft gehandeld.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/1239
uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 april 2022 op het verzoek om een voorlopige voorziening van

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

tegen

het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Voogelaar).

Procesverloop

Bij besluit van 14 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder een aanvraag van verzoeker om verlening van een urgentieverklaring afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De zitting was op 28 maart 2022. Verzoeker is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [A] .

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waar gaat deze zaak over?
2.1.
Verzoeker is in 2021 gescheiden. Met zijn ex-echtgenote heeft verzoeker drie minderjarige kinderen. De rechtbank heeft bepaald dat verzoekers ex-echtgenote in de voormalige echtelijke woning in [plaats] kan blijven en dat de kinderen aan haar worden toevertrouwd. Ook heeft de rechtbank bepaald dat verzoeker voorlopig de kinderen iedere zaterdag van 9:00 uur tot zondag 19:00 uur en de helft van de vakanties en feestdagen bij zich mag houden. Verzoeker heeft geen eigen woning en woont tijdelijk in bij een kennis in [plaats] . Hij is dringend op zoek naar op zoek naar een woning. Omdat hij zijn kinderen niet kan ontvangen en hij niet aan zijn verplichtingen uit het ouderschapsplan kan voldoen, heeft hij een urgentieverklaring aangevraagd.
2.2.
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen. Volgens verweerder is er veel krapte op de woningmarkt en wordt een urgentieverklaring alleen verleend als sprake is van een noodsituatie. Er zijn een aantal categorieën woningzoekenden waarvan is bepaald dat geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem en waarbij dus de aanvraag wordt geweigerd. In het geval van verzoeker is er volgens verweerder sprake van een aantal van deze weigeringsgronden. Zo ervaart verzoeker problemen omdat hij inwoont bij een ander huishouden, is hij gescheiden, wordt hij dakloos en wil hij een woning met voldoende ruimte in het kader van co-ouderschap. [1] Verder kan verzoeker volgens verweerder het huisvestingsprobleem redelijkerwijs voorkomen of redelijkerwijs op een andere wijze oplossen [2] , bijvoorbeeld door het huren van een kamer.
Ook had verzoeker volgens verweerder het huisvestingsprobleem kunnen voorkomen. [3] Verzoeker heeft passende woonruimte geweigerd en heeft niet alles gedaan wat tot zijn mogelijkheden behoort om het huisvestingsprobleem te voorkomen of op te lossen. Omdat verzoeker een te hoog inkomen heeft kan hij daarnaast niet worden ingedeeld in een urgentiecategorie. [4] Verzoeker heeft namelijk een bruto-inkomen van € 49.698,--.
Ook is het zo dat verzoeker naar de verwachting van verweerder binnen drie maanden een andere woonruimte kan krijgen, omdat hij in het verleden één of meerdere passende woningen aangeboden heeft gekregen. [5]
2.3.
Omdat er sprake is van zogenoemde algemene weigeringsgronden heeft verweerder niet beoordeeld of eiser voldoet aan de urgentiecriteria. [6] Verweerder heeft ook geen redenen gevonden om de hardheidsclausule [7] toe te passen.
Wat vindt verzoeker?
3. Eiser brengt naar voren dat hij door het bestreden besluit zo aangeslagen is dat hij nu in de Ziektewet zit. Hij heeft van de huisarts medicijnen gekregen om rustig te blijven en om in slaap te komen. De crisisdienst is ingeschakeld en op het moment dat hij weer depressieve gedachten krijgt, moet hij terug naar de GGZ in Leiden. Hij woont bij een kennis en zijn gezin, maar daar moet hij nu vertrekken. Zij hadden afgesproken dat hij tijdelijk bij hen kon verblijven tot aan het bestreden besluit. Verzoeker is bang dat hij dakloos wordt en zijn baan verliest vanwege de situatie waarin hij zich bevindt. Hij is bijna 60 jaar en wil graag blijven werken tot aan zijn pensioen. In de 37 jaar dat verzoeker al in Nederland is, heeft hij altijd gewerkt en geen uitkering gehad.
Hij heeft er van alles aan gedaan om woonruimte te vinden, maar dat is niet gelukt. Bij het daklozenpunt in [plaats] en Kwadraad kunnen ze hem niet helpen.
Verzoeker betwist dat hij ooit woningen heeft geweigerd. Hij is twee keer een woning gaan bekijken. De woning aan de Koningstraat heeft hij geaccepteerd, maar hij wist alleen niet hoe hij de papieren moest uploaden. Langsbrengen bij de woningcorporatie ging niet en de volgende dag was de woning aan een andere kandidaat vergeven.
Verzoeker wil zijn kinderen kunnen ontvangen en helpen met hun huiswerk. Zijn ex-echtgenote is de Nederlandse taal niet machtig en kan de kinderen daarom niet helpen. Hij heeft een melding gedaan bij Veilig Thuis omdat hij zich zogen maakt om zijn kinderen. Veilig Thuis heeft Jeugd- en gezinshulp ingeschakeld. Nu is de Opvoedpoli ingeschakeld om te kijken wat de kinderen nodig hebben. Verzoeker geeft aan dat zijn ex-echtgenote depressief is en onder behandeling is bij Parnassia. Verzoeker wil graag een vader zijn voor zijn kinderen. Zijn hebben hem nodig en hij heeft de kinderen zelf ook nodig om door te gaan in het leven.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
4.1.
De voorzieningenrechter begrijpt dat de situatie waarin verzoeker zich bevindt moeilijk voor hem is en dat hij graag zo snel mogelijk wil beschikken over woonruimte zodat zijn kinderen ook bij hem kunnen verblijven. Dat verzoeker zich in een moeilijke situatie bevindt, betekent echter nog niet dat verweerder een verkeerd besluit heeft genomen.
4.2.
Om in aanmerking te kunnen komen voor een urgentieverklaring moet aan alle daarvoor geldende voorwaarden uit de Huisvestingsverordening worden voldaan. Eerst moet worden nagegaan of geen sprake is van zogenoemde algemene weigeringsgronden. Deze algemene weigeringsgronden staan in artikel 4:5 van de Huisvestingsverordening. Als er sprake is van één of meer van de algemene weigeringsgronden dan komt de aanvrager niet in aanmerking voor een urgentieverklaring. De aanvraag wordt dan afgewezen en wordt niet meer getoetst aan de urgentiecriteria van artikel 4:7, eerste lid, van de Huisvestingsverordening.
4.3.
Verweerder heeft zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat er in het geval van verzoeker sprake is van meerdere algemene weigeringsgronden. Verzoeker heeft alleen betwist dat hij passende woningen heeft geweigerd (artikel 4:5, aanhef en onder d, van de Huisvestingsverordening). Of verzoeker nu wel of niet woningen heeft geweigerd, dit kan niet tot het oordeel leiden dat verweerder een verkeerd besluit heeft genomen. Verzoeker heeft namelijk niet gezegd dat de andere algemene weigeringsgronden die verweerder aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd (artikel 4:5, aanhef en onder, b, c, j en k, van de Huisvestingsverordening) niet van toepassing zijn.
4.4.
Omdat er sprake is van (één of) meerdere weigeringsgronden is verweerder terecht niet toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van de aanvraag op grond van artikel 4:7 van de Huisvestingsverordening. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder op goede gronden geweigerd verzoeker een urgentieverklaring te verlenen.
4.5.
Voor zover verzoeker heeft bedoeld een beroep op de hardheidsclausule [8] te doen, overweegt de voorzieningenrechter dat verweerder er in redelijkheid op gewezen heeft dat de situatie waarin verzoeker zich bevindt, namelijk het vinden van een nieuwe woonruimte als gevolg van een relatiebreuk, veel voorkomt en verzoeker zich dan ook niet zodanig onderscheidt van andere woningzoekenden. Hoewel verzoeker zich in een vervelende situatie bevindt, heeft verweerder daarin, gelet op het grote tekort aan (sociale) huurwoningen, in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien verzoeker met toepassing van de hardheidsclausule een urgentieverklaring te verlenen.
Wat is de conclusie?
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
13 april 2022.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Artikel 4:5, aanhef en onder b van de Huisvestingsverordening Zoetermeer 2019 (Huisvestingsverordening) in samenhang met artikel 2.1.2, aanhef en onder f, h, m en n, van de Beleidsregels urgentieverklaringen Zoetermeer 2019 (Beleidsregels).
2.Artikel 4:5, aanhef en onder c, van de Huisvestingsverordening in samenhang met artikel 2.1.3, aanhef en onder a van de Beleidsregels.
3.Artikel 4:5, aanhef en onder d, van de Huisvestingsverordening in samenhang met artikel 2.1.4, aanhef en onder b en j van de Beleidsregels.
4.Artikel 4:5, aanhef en onder j, van de Huisvestingsverordening in samenhang met artikel 2.1.10, aanhef en onder d van de Beleidsregels.
5.Artikel 4:5, aanhef en onder k, van de Huisvestingsverordening in samenhang met artikel 2.1.11, aanhef en onder a van de Beleidsregels.
6.De urgentiecriteria genoemd in artikel 4:7, eerste lid, van de Huisvestingsverordening.
7.Artikel 7:3 van de Huisvestingsverordening.
8.Artikel 7:3 van de Huisvestingsverordening.