ECLI:NL:RBDHA:2022:5019

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 mei 2022
Publicatiedatum
25 mei 2022
Zaaknummer
NL21.15382
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak na tussenuitspraak over verblijfsvergunning voor medische behandeling en beschikbaarheid van behandeling in het land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bodemprocedure over de aanvraag van eiseres voor een verblijfsvergunning voor het verblijfsdoel 'medische behandeling'. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ongegrond was verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 19 januari 2022 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk aanwezig was. Na de zitting heeft de rechtbank op 4 februari 2022 een tussenuitspraak gedaan, waarin zij verweerder de gelegenheid gaf om een geconstateerd gebrek in het bestreden besluit te herstellen.

Verweerder heeft op 29 maart 2022 een aanvullend besluit genomen, waarin werd gesteld dat de benodigde medische behandeling beschikbaar zou zijn in een ander ziekenhuis in Cambodja. Eiseres heeft echter betoogd dat de informatie van verweerder niet juist was, omdat het nieuwe ziekenhuis geen peritoneale dialyse zou aanbieden. De rechtbank heeft in haar einduitspraak geoordeeld dat verweerder het geconstateerde gebrek niet had hersteld en dat er opnieuw twijfel bestond over de juistheid van het advies van het Bureau Medische Advisering (BMA).

De rechtbank heeft het bestreden besluit en het aanvullend besluit vernietigd, omdat deze in strijd waren met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Verweerder is opgedragen om binnen twaalf weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de bevindingen van de rechtbank. Tevens is verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.897,50, en het griffierecht van € 181.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.15382

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.J.M. Peeters),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.A.M. Janssen).

Procesverloop

Bij besluit van 28 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van
eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een verblijfsvergunning voor het
verblijfsdoel ‘medische behandeling’ ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 19 januari 2022 op zitting behandeld te Breda. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen S. Ly Ouk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verder zijn
verschenen [naam 2] en [naam 3], dochters van eiseres. Na afloop van de zitting is het onderzoek
gesloten.
In de tussenuitspraak van 4 februari 2022 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen acht weken na verzending van de tussenuitspraak het in het bestreden besluit geconstateerde gebrek te herstellen.
Verweerder heeft op 29 maart 2022 een aanvullend besluit genomen (het aanvullend besluit).
Eiseres heeft hierop een schriftelijke reactie ingediend.
Op 3 mei 2022 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen.
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat eiseres met de door haar overgelegde e-mail van 4 november 2021 een concreet aanknopingspunt heeft aangedragen voor twijfel aan de juistheid en volledigheid van het advies van het BMA [1] over de beschikbaarheid van de voor eiseres noodzakelijke behandeling (peritoneale dialyse) in het Calmette Hospital te Phnom Penh. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat het op de weg van verweerder had gelegen om de informatie uit de e-mail aan het BMA voor te leggen en nader onderzoek te verrichten naar de beschikbaarheid van de behandeling in het Calmette Hospital. Verweerder is in de gelegenheid gesteld om dit zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek te herstellen.
3. In het aanvullend besluit meldt verweerder dat het BMA de behandelmogelijkheden in Cambodja opnieuw heeft onderzocht en in een aanvullend advies heeft geconcludeerd dat de peritoneale dialyse beschikbaar is in onder andere het La Sante Medical Centre te Phnom Penh. Verweerder heeft verder verwezen naar het BMA-protocol 2021, waarin staat dat de medische instellingen die zijn genoemd in brondocumenten van het BMA slechts voorbeelden zijn en dat (behoudens zeer zeldzame gevallen) een genoemd voorbeeld niet moet worden geïnterpreteerd als de enige instelling in dat land waar behandeling beschikbaar is.
4. Eiseres heeft daartegen het volgende aangevoerd. Gebleken is dat verweerder ten onrechte is uitgegaan van de informatie van BMA. Het La Sante Medical Centre, dat in het aanvullend BMA-advies en het aanvullende besluit voor het eerst wordt genoemd, heeft geen website en is alleen via telefoon of Facebook te bereiken. De gemachtigde van eiseres is er niet in geslaagd om zelf contact te krijgen met dit ziekenhuis, ondanks meerdere pogingen daartoe. De Nederlandse honorair consul in Cambodja, B. Barnaart, is naar het La Sante Medical Centre gegaan om inlichtingen voor eiseres in te winnen. Uit een e-mail van deze honorair consul blijkt dat hij door een arts is geïnformeerd dat er geen peritoneale dialyse wordt uitgevoerd in het La Sante Medical Centre. Dat er geen peritoneale dialyse beschikbaar is, volgt ook uit het uithangbord dat bij dit ziekenhuis hangt en waarop alleen een andere vorm van dialyse wordt vermeld. Het aanvullende BMA-advies is daarom ook niet concludent en voldoet niet aan de eisen van zorgvuldigheid en inzichtelijkheid.
5. De rechtbank volgt eiseres in haar standpunt dat verweerder het geconstateerde gebrek niet heeft hersteld. In het aanvullend besluit heeft verweerder niet kenbaar gemaakt waarom het Calmette Hospital niet langer wordt aangewezen als ziekenhuis waar peritoneale dialyse beschikbaar is. Wel wordt daarin een nieuw ziekenhuis genoemd waar de behandeling beschikbaar zou zijn. Gelet op de door eiseres verkregen informatie van de honorair consul is wederom sprake van een concreet aanknopingspunt voor twijfel aan de juistheid en volledigheid van het BMA-advies over de beschikbaarheid van de behandeling. Uit de e-mail van de honorair consul blijkt namelijk dat een arts van het La Sante Medical Centre heeft verklaard dat daar geen peritoneale dialyse wordt uitgevoerd. De verwijzing in het aanvullend besluit naar het BMA protocol 2021, waarin staat dat de brondocumenten van BMA geen uitputtende lijst bevatten van alle instellingen waar de behandeling beschikbaar zou kunnen zijn, leidt niet tot een ander oordeel. Zonder nader onderzoek kan niet ervan worden uitgegaan dat de behandeling beschikbaar is in het door BMA genoemde La Sante Medical Centre en niet is gebleken van andere instellingen of ziekenhuizen waar de behandeling beschikbaar is.
6. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en het aanvullend besluit wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Omdat verweerder, zoals hiervoor is overwogen, het gebrek niet heeft hersteld, ziet de rechtbank geen reden om de rechtsgevolgen van deze besluiten in stand te laten. Ook ziet de rechtbank geen mogelijkheid om zelf in de zaak te voorzien. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen, rekening houdend met deze uitspraak en de tussenuitspraak van 4 februari 2022. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
7. Omdat het beroep gegrond is, dient verweerder de door eiseres gemaakte proceskosten te vergoeden. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 1.897,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus, met een waarde per punt van € 759 en wegingsfactor 1). Ook dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit en het aanvullend besluit;
- draagt verweerder op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak
een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiseres met inachtneming van deze
uitspraak en de tussenuitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.897,50
(
achttienhonderdzevenennegentig euro en vijftig cent);
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181 (
honderdeenentachtig euro) aan
eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak, kunt een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Bureau Medische Advisering.