Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[naam], verzoekster
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
zevenhonderdnegenenvijftig euro).
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, die een verblijfsvergunning voor het verblijfsdoel 'medische behandeling' had aangevraagd, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, dat op 28 september 2021 was genomen, verklaarde het bezwaar ongegrond. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:81 en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan buiten zitting. In de overwegingen van de uitspraak werd verwezen naar een eerdere uitspraak van dezelfde rechtbank, zaaknummer NL21.15382, die betrekking had op het beroep van verzoekster. Gezien de uitkomst van deze beroepszaak werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen als kennelijk ongegrond.
De voorzieningenrechter heeft daarnaast bepaald dat de staatssecretaris het door verzoekster betaalde griffierecht van € 181 moet vergoeden en veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van verzoekster, die zijn vastgesteld op € 759. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.