Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 april 2022 in de zaak tussen
[eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats], eiseres
[derde-partij], te [woonplaats], ex-werknemer.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de beëindiging van een Ziektewet-uitkering (ZW) voor een ex-werknemer. De eiseres, een B.V., had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat de uitkering van de ex-werknemer per 6 januari 2020 zou worden beëindigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv in zijn besluit van 19 augustus 2020 het bezwaar van de ex-werknemer gegrond heeft verklaard en het eerdere besluit heeft herroepen, waardoor de ex-werknemer recht heeft op een ongewijzigde ZW-uitkering.
De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarin de eiseres, het Uwv en de ex-werknemer betrokken waren. De eiseres voerde aan dat de referteperiode en maatmanomvang onjuist waren vastgesteld en dat de ex-werknemer hersteld was, terwijl het Uwv en de ex-werknemer stelden dat de medische rapporten van verzekeringsartsen de conclusie ondersteunden dat de ex-werknemer arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen als zorgvuldig en duidelijk beoordeeld en heeft geconcludeerd dat er voldoende aanleiding was voor de urenbeperking die het Uwv had vastgesteld.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het Uwv terecht had bepaald dat de ex-werknemer per 6 januari 2020 ongewijzigd recht had op een ZW-uitkering. Het beroep van de eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.