Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.Inleiding: waar gaat deze zaak over?
2.De procedure
- de dagvaarding van 27 januari 2021, met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, met producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens houdende (voorwaardelijke) wijziging/vermeerdering va eis tevens houdende overlegging producties, met producties;
- het tussenvonnis van 23 februari 2022, waarbij een mondelinge behandeling is bevolen;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 25 maart 2022.
3.De feiten
- b)
- c)
Het juridisch traject ( [naam 8] , [naam 10] etc) zal de buurman ondersteunen ondanks dat jullie belanghebbenden zijn. Dit kan ook in het verslag worden opgenomen
Claim richting gemeente (als dit zinvol is) zal ook juridisch ondersteund worden.
Het lijkt me dat een redelijke termijn wordt overeengekomen dat de containers van [naam 12] van het erf af zijn”
het besluit van 15 december 2020 welke betrekking heeft op de Rijnpark Ontwikkeling BV – Gemeente Alphen aan den Rijn”.
a) Mevrouw [gedaagde] zal bij wijze van een persoonlijk recht tegen een nader te bepalen vergoeding (waarbij wel de eigen lasten, zoals gas, licht en water en WOZ voor haar rekening komen) in het woonhuis aan de [straatnaam] 153 mogen blijven wonen tot het (naar haar oordeel) niet meer gaat. De woning wordt daartoe kadastraal afgesplitst van perceel [perceel1] .
een koopovereenkomst is gesloten met betrekking tot de hierna te omschrijven verkochte. Van deze koopovereenkomst blijkt uit een door verkoper en koper ondertekende onderhandse akte de dato vierentwintig december tweeduizend twintig, hierna aan te duiden met koopovereenkomst (…)”
4.Het geschil
in conventie
€ 1.850.000,- k.k. zullen worden geleverd aan [eiseres] en waarbij voorts de overige aanvullende afspraken gelden zoals in de dagvaarding weergegeven in punt 59;
5.De beoordeling
overdracht afspraken” is vermeld, in het kader waarvan [eiseres] onder meer de door [gedaagde] op 7 december 2020 verstuurde ontbindingsbrieven aan [naam 7] resp. Rijnpark heeft opgesteld. [eiseres] was echter niet bereid de risico’s op claims afkomstig van [naam 7] en Rijnpark over te nemen, ook niet nadat [naam 7] en Rijnpark afwijzend hadden gereageerd op de ontbindingsbrieven van [gedaagde] . Hieruit volgt dat [eiseres] niet bereid was om te voldoen aan een essentieel element dat [gedaagde] had ingebracht om wilsovereenstemming te kunnen bereiken. Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde] dat element op enig moment heeft laten varen. Voor zover [eiseres] op dit punt heeft aangevoerd dat [gedaagde] met de door [eiseres] geboden koopsom voor de twee percelen haar schuldeisers kon voldoen, gaat zij er ten onrechte aan voorbij dat in 2020 onzeker was of [gedaagde] de overeenkomsten met [naam 7] en Rijnpark mocht ontbinden, wat een langdurige en kostbare rechtsstrijd en mogelijk ook contractuele boetes zou kunnen opleveren, die [gedaagde] juist wilde vermijden. De door [eiseres] geboden koopprijs was (lang) niet voldoende om die kosten en eventuele contractuele boetes te voldoen.