ECLI:NL:RBDHA:2022:514

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
20/7472
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging Ziektewet-uitkering en geschil over arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.C.A. Schulpen, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door J.S. de Vreeze. Eiseres had een Ziektewet-uitkering die per 25 april 2020 door het Uwv werd beëindigd, omdat zij in staat werd geacht meer dan 65% van haar eerdere loon te verdienen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 8 december 2021 behandeld. Eiseres stelde dat zij arbeidsongeschikt was door psychische en lichamelijke klachten als gevolg van een verkeersongeval. De rechtbank heeft de medische rapporten van de primaire arts en de verzekeringsarts beoordeeld en geconcludeerd dat deze rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen en geen tegenstrijdigheden bevatten. Eiseres heeft geen medische informatie ingebracht die de beoordeling van het Uwv zou kunnen ondermijnen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts b&b geen anatomische afwijkingen heeft geconstateerd en dat de klachten van eiseres niet in overeenstemming zijn met de onderzoeksbevindingen. De rechtbank heeft de medische grondslag van het bestreden besluit onderschreven en geoordeeld dat eiseres geschikt is voor de geduide functies. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/7472

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 januari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.C.A. Schulpen),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: J.S. de Vreeze).

Procesverloop

In het besluit van 24 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering die eiseres ontving op grond van de Ziektewet (ZW) per 25 april 2020 beëindigd.
In het besluit van 29 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 8 december 2021 via skype op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Eiseres was laatstelijk werkzaam als administratief medewerker voor gemiddeld 40 uur per week. In 2018 kreeg eiseres een auto ongeval. Per 6 maart 2019 heeft eiseres zich ziekgemeld en op 10 april 2019 is aan eiseres per 8 maart 2019 een ZW-uitkering toegekend.
1.2.
In het kader van de Eerstejaars Ziektewet-beoordeling heeft medisch en arbeidsdeskundig onderzoek plaatsgevonden. Het medisch oordeel is vastgesteld door een primaire arts en getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts. De beperkingen van eiseres zijn vastgelegd in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 21 februari 2020. Aan de hand van deze FML zijn door de primaire arbeidsdeskundige diverse functies voor eiseres geduid. Vervolgens heeft verweerder bij het primaire besluit vastgesteld dat eiseres per 25 april 2020 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering omdat eiseres in staat is meer dan 65% te verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
1.3.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Naar aanleiding van het bezwaar heeft een telefonische hoorzitting plaatsgevonden waarbij eiseres niet aanwezig was.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft aan dit standpunt de rapporten van de verzekeringsarts b&b van 8 oktober 2020 en de arbeidsdeskundige b&b van 27 oktober 2020 ten grondslag gelegd.
3. Eiseres voert – samengevat – tegen het bestreden besluit aan dat zij arbeidsongeschikt is. Naar aanleiding van een verkeersongeval is zij uitgevallen met psychische en lichamelijke klachten. Eiseres stelt beperkt te zijn in het persoonlijk en sociaal functioneren, in de aanpassing aan de fysieke omgevingseisen en in de dynamische en statistische handelingen. Zij is verwezen naar een SGGZ-traject vanwege mogelijk PTSS/angststoornis en zij staat op een wachtlijst bij de psycholoog. Door de lichamelijke klachten is eiseres niet in staat om de deur uit te gaan. Op een MRI-scan zouden er zenuwbreuken in haar armen en benen te zien zijn. Eiseres voert verder aan dat het bestreden besluit tegenstrijdig is. Ook stelt eiseres dat beperkingen aannemelijk kunnen zijn zonder dat deze medisch verklaarbaar zijn en dat er bij een whiplash associated disorder graad I of II wel beperkingen zijn. Tot slot stelt eiseres niet geschikt te zijn voor de geduide functies, omdat eiseres meer beperkt is dan aangenomen.
4. De rechtbank overweegt het volgende.
4.1.
De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn besluiten omtrent de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Dit betekent niet dat deze rapporten en het daarop gebaseerde besluit in beroep niet kunnen worden aangevochten. Het is echter aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
4.2.
Eiseres is door de primaire arts tijdens het spreekuur op 11 februari 2020 lichamelijk en psychisch onderzocht. Daarnaast heeft de primaire arts dossierstudie verricht. De bevindingen zijn neergelegd in een rapport van 21 februari 2020, getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts. Geconcludeerd wordt dat er sprake is van een ziekte of gebrek, waardoor het aannemelijk is dat er beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid aanwezig zijn. Plausibiliteit en consistentie zijn niet boven alle twijfel verheven. De primaire arts geeft eiseres het voordeel van de twijfel en acht haar arbeidsongeschikt voor het eigen werk omdat zij niet in staat geacht kan worden wekelijks lange afstanden met de auto te rijden, vanwege het aanwezige afbreukrisico en langdurig zitten. Er zijn beperkingen ten aanzien van de psychische en lichamelijke belastbaarheid. Wanneer er optimaal rekening wordt gehouden met de beperkingen in fysiek lichte arbeid, dan is er geen aanleiding om een urenbeperking aan te nemen.
4.3.
Naar aanleiding van het bezwaar heeft de verzekeringsarts b&b op 8 oktober 2020 een rapport uitgebracht. Hiervoor is dossierstudie verricht en het verslag van de hoorzitting is bestudeerd. Er zijn geen tegenstrijdigheden en onzorgvuldigheden in het rapport aannemelijk gemaakt. Er is geen medische informatie ingebracht waaruit blijkt dat de medische beoordeling onjuist is. Uit het primaire rapport blijkt een zorgvuldige weging van onderzoeksbevindingen en er zijn passende beperkingen aangenomen voor zover de klachten medisch objectiveerbaar zijn. Er is sprake van whiplash associated disorder graad I of II en hierbij zijn eigenlijk helemaal geen beperkingen geïndiceerd. Dus er is al in hoge mate rekening met eiseres gehouden. Er zijn geen anatomische afwijkingen geconstateerd bij lichamelijk en radiologisch onderzoek. De forse klachten van eiseres zijn niet passend bij de bevindingen van de behandelend sector en de onderzoeksbevindingen van de primaire arts. Er is geen sprake van een consistent geheel van medisch objectiveerbare stoornis, klachten en beperkingen. De psychische klachten zijn eveneens niet geobjectiveerd, zowel de interne als de externe consistentie ontbreekt. Activatie is juist gewenst. Volgens de verzekeringsarts b&b is er geen sprake van volledige arbeidsongeschiktheid en is er geen reden om af te wijken van het medisch oordeel van de primaire verzekeringsarts.
5.1.
De rechtbank overweegt dat de aangevoerde beroepsgronden geen aanleiding geven voor het oordeel dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. Uit de rapporten van de primaire arts en de verzekeringsarts b&b blijkt dat er aandacht is besteed aan alle genoemde klachten. Gesteld noch gebleken is dat er klachten over het hoofd zijn gezien.
5.2.
De rechtbank ziet ook geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch oordeel van de primaire arts en de verzekeringsarts b&b onjuist is. De verzekeringsarts b&b heeft erop gewezen dat bij radiologisch onderzoek geen anatomische afwijkingen zijn geconstateerd. Eiseres heeft geen medische informatie ingebracht die reden geeft voor twijfel aan het medisch oordeel. Van innerlijke tegenstrijdigheden is de rechtbank niet gebleken. De enkele stelling van eiseres dat zij meer arbeidsongeschikt is dan is aangenomen, is onvoldoende. Dat eiseres het niet eens is met de vastgestelde beperkingen kan niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het gaat bij een medische beoordeling om de belastbaarheid die een medisch en objectiveerbaar gevolg is van ziekte. De subjectieve beleving van eiseres is daarbij niet doorslaggevend. De rechtbank onderschrijft om deze reden de medische grondslag van het bestreden besluit.
6.1.
De arbeidsdeskundige b&b heeft de door de primaire arbeidsdeskundige geduide functies heroverwogen. De arbeidsdeskundige b&b heeft de functie archiefmedewerker (SBC-code 315132) verworpen. De functies receptionist (SBC-code 315120), productiemedewerker industrie (SBC-code 111180), administratief ondersteunend medewerker (SBC-code 315100) en administratief medewerker (document scannen) (SBC-code 315133) blijven geschikt voor eiseres. Eiseres zou met de resterende functies nog steeds meer dan 65% van het maatmaninkomen kunnen verdienen, namelijk 100%.
6.2.
Eiseres stelt dat zij niet geschikt is voor de geduide functies. Ter zitting is vastgesteld dat eiseres enkel de medische grondslag van het besluit betwist. Uitgaande van de juistheid van de FML ziet de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat eiseres de geduide functies niet kan uitoefenen.
7. Het voorgaande betekent dat verweerder terecht per 25 april 2020 de ZW-uitkering van eiseres heeft beëindigd.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. de Keuning, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A.C. van Poelgeest, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.