ECLI:NL:RBDHA:2022:5148

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2022
Publicatiedatum
30 mei 2022
Zaaknummer
C/09/627575 / FT RK 22/266
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling wegens gebrek aan buitengerechtelijke schuldregeling

Op 30 mei 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) door een verzoeker, die op 5 april 2022 een verzoekschrift had ingediend. De rechtbank ontving op 27 mei 2022 ook een e-mail van de schuldhulpverlener van de verzoeker, die aanwezig was tijdens de behandeling van het verzoek. De verzoeker zelf was echter niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproep.

Tijdens de zitting bleek dat de verzoeker, via zijn schuldhulpverlener, het verzoek wilde handhaven, ondanks de door de schuldhulpverlener aangegeven beletselen voor toewijzing. De rechtbank overwoog dat volgens artikel 285 lid 1 onder f van de Faillissementswet (Fw) een buitengerechtelijke schuldregeling moet worden beproefd voordat een WSNP-verzoek kan worden toegewezen. Dit houdt in dat er een verklaring van de gemeente moet zijn dat er geen reële mogelijkheden zijn voor een buitengerechtelijke regeling.

De rechtbank concludeerde dat er geen (volledige) buitengerechtelijke schuldregeling was uitgevoerd, aangezien de schuldenlast van de verzoeker niet volledig in kaart was gebracht en er geen voorstel aan de schuldeisers was gedaan. Daarom werd het verzoek tot toepassing van de WSNP afgewezen. De rechtbank besliste dat het verzoek van de verzoeker werd afgewezen, en de verzoeker heeft het recht om binnen acht dagen na de uitspraak in hoger beroep te gaan, uitsluitend via een advocaat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team Insolventies – enkelvoudige kamer
rekestnummer: C/09/627575 / FT RK 22/266
uitspraakdatum: 30 mei 2022

[verzoeker],

wonende te [adres]
[postcode en woonplaats],
verzoeker,
heeft op 5 april 2022 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). De rechtbank heeft tevens op 27 mei 2022 een emailbericht met bijlagen ontvangen van [de schuldhulpverlener], schuldhulpverlener bij Zuidweg & Partners.
Het verzoekschrift is op 30 mei 2022 behandeld. Aanwezig was [de schuldhulpverlener]. Verzoeker is niet verschenen, hoewel hij daartoe behoorlijk is opgeroepen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ter terechtzitting is gebleken dat verzoeker de schuldhulpverlener te kennen heeft gegeven het verzoek te willen handhaven, ondanks de hem door de schuldhulpverlener kenbaar gemaakte beletselen voor toewijzing van het verzoek.
Artikel 285 lid 1 onder f van de Faillissementswet (Fw) bepaalt dat indien er geen buitenrechte-lijke schuldregeling tot stand gekomen is, er door of namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente van de woon- of verblijfplaats van de schuldenaar een met reden omklede verklaring wordt afgegeven dat er geen reële mogelijkheden zijn om tot een dergelijke regeling te komen. Zonder een verklaring dat de schuldenaar tevergeefs pogingen heeft ondernomen om met zijn schuldeisers tot een minnelijk vergelijk te komen kan de regeling niet van toepassing worden verklaard (Kamerstukken II, vergaderjaar 1997/1998, 25672, nr. 3). Hieruit volgt dat eerst een buitengerechtelijke schuldregeling moet worden beproefd, alvorens een verzoek tot toepassing van de WSNP kan worden toegewezen. Een buitengerechtelijke schuldregeling dient te leiden tot een minnelijk voorstel aan de schuldeisers.
Het belang van het doorlopen van een buitengerechtelijk schuldregelingstraject wordt ook tot uitdrukking gebracht in artikel 288 lid 2 onder b Fw. Dit artikel bepaalt dat een WSNP-verzoek moet worden afgewezen indien de poging tot een buitengerechtelijke schuldregeling niet is uitgevoerd door een persoon of instelling als bedoeld in artikel 48 lid 1 van de Wet op het consumentenkrediet. Hieruit volgt dat een dergelijk verzoek ook moet worden afgewezen indien geheel geen poging tot een buitengerechtelijke schuldregeling is uitgevoerd.
Volgens de bij het verzoek gevoegde stukken bevindt het minnelijk schuldregelingstraject zich nog in de inventarisatie- en stabilisatiefase. De schuldenlast van verzoeker is niet volledig in kaart gebracht, de afloscapaciteit van verzoeker is niet vastgesteld en er is (daarom) geen voorstel aan de schuldeisers gedaan. Dit maakt dat de rechtbank er van uitgaat dat geen (volledige) buitengerechtelijke schuldregeling is uitgevoerd.
Het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling dient dus te worden afgewezen.

BESLISSING

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling van:
[verzoeker].
Gewezen door mr. R. Cats, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 mei 2022 in tegenwoordigheid van N.B.H. Doorneveld, griffier.
De verzoeker heeft gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak het recht van hoger beroep. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te Den Haag dat van deze zaak kennis moet nemen.