ECLI:NL:RBDHA:2022:5276
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking beroep tegen beëindiging WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. O. Sahin, had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarbij zijn WIA-uitkering per 24 september 2019 was beëindigd. Dit besluit was genomen na een primaire beslissing op 23 juli 2019 en een bestreden besluit op 24 september 2020, waarin het bezwaar van verzoeker ongegrond werd verklaard. Tijdens de zitting op 1 december 2021, die via Skype plaatsvond, heeft de rechtbank aanvullende medische informatie opgevraagd en een reactie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep gevraagd. Op 23 maart 2022 heeft verweerder een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het bezwaar alsnog gegrond werd verklaard en de WIA-uitkering van verzoeker werd voortgezet. Verzoeker heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft dit verzoek gegrond verklaard en verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, vastgesteld op € 1.518,-. Tevens is verweerder verplicht om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 48,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun mogelijkheden om in beroep te gaan.