ECLI:NL:RBDHA:2022:5298

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 februari 2022
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
9124765 CV EXPL 21-1179
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen bewoners van een woonwagenlocatie, gemeente en verhuurder over woonwagenlocaties en huurovereenkomsten

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 17 februari 2022, zijn de bewoners van een woonwagenlocatie, de gemeente Waddinxveen en de verhuurder Woonpartners betrokken. De eisende partijen, bestaande uit vijf bewoners, vorderden onder andere het gelasten van het aanwijzen van een nieuwe woonwagenlocatie en het revitaliseren van de huidige locatie. Deze vorderingen werden echter afgewezen. In reconventie werd de vordering van de verhuurder tot het verwijderen van een toercaravan toegewezen, terwijl andere vorderingen van de verhuurder werden afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de gedoogovereenkomst tussen de gemeente en een van de bewoners, [eiser 5], voortduurt, ondanks de opzegging door Woonpartners. De rechtbank hield rekening met de bijzondere positie van woonwagenbewoners en de sociale verbondenheid tussen hen. De vorderingen van de eisende partijen in conventie tegen de gemeente en Woonpartners werden afgewezen, en de rechtbank veroordeelde hen in de proceskosten. De vordering van Woonpartners tegen [eiser 4] om zijn caravan te verwijderen werd toegewezen, met een ontruimingstermijn van 12 weken.

Uitspraak

REchtbank den haag

Team Handel & Kantonrechter Gouda
MN(D)
Zaaknummer: C/09/600405/HA ZA 20-965 en 9124765 CV EXPL 21-1179
Vonnis d.d. 17 februari 2022 in de zaak van:

1.[eiser 1] ,

2.
[eiser 2],
3.
[eiser 3],
4.
[eiser 4],
5.
[eiser 5],
allen wonende te [woonplaats] ,
eisende partijen in conventie, tevens verwerende partijen in reconventie,
hierna samen aan te duiden als: [eisende partijen in conventie, tevers verwerende partijen in reconventie] ,
advocaat / gemachtigde: mr. C.C.J.L. Huurman-Ip Vai Ching,
tegen

1.de stichtingWoonpartners Midden-Holland, Stichting voor Bouwen en Beheren,

gevestigd en kantoorhoudende te Waddinxveen,
gedaagde partij in conventie, tevens eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Woonpartners,
gemachtigde: mr. O.M. Bos-Steenbergen,

2.de publiekrechtelijke rechtspersoon Gemeente Waddinxveen,

zetelende te Waddinxveen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de gemeente Waddinxveen,
advocaat: mr. M. Niermeijer.

1.Het verdere verloop van de procedures

De kantonrechter heeft kennis genomen van de stukken die zijn genoemd in het tussenvonnis dat in deze procedure is gewezen op 11 november 2021 alsmede van het proces-verbaal van de plaatsopneming zoals deze op grond van het tussenvonnis heeft plaatsgevonden op 20 januari 2022.

2.De nadere overwegingen

2.1
Tijdens de plaatsopneming is waargenomen dat op de door Woonpartners aan [eiser 1] (eisende partij in conventie sub 1 ) verhuurde standplaats in beperkte mate oud ijzer is opgeslagen. Elders op de woonwagenlocatie is geen oud ijzer waargenomen. [eiser 5] (eisende partij in conventie sub 5) heeft tijdens de plaatsopneming verklaard dat hij in oud ijzer handelt en dat het op de standplaats van [eiser 1] aanwezig oud ijzer hem toebehoort. [eiser 1] heeft verklaard dat deze opslag haar instemming heeft. Tijdens de plaatsopneming is vastgesteld dat [eiser 5] aan de zijkant van de weg die de woonwagenlocatie verbindt met de openbare weg, nabij de door Woonpartners aan [eiser 1] verhuurde standplaats, een kleine caravan heeft geplaatst, welke hem dient als slaapverblijf. Deze caravan bevindt zich voor meer dan de helft op de aan de gemeente Waddinxveen in eigendom toebehorende grond en voor het overige op de bij Woonpartners in eigendom zijnde grond. [eiser 1] heeft tijdens de plaatsopneming verklaard dat zij er niet mee kan instemmen dat [eiser 5] zijn caravan naar haar standplaats verplaatst, omdat dit – zoals in het verleden is gebleken – er toe leidt dat zij en [eiser 5] als samenwonend worden aangemerkt en zij opnieuw gekort wordt op haar inkomen. [eiser 2] en [eiser 3] (eisende partijen in conventie sub 2 en 3) hebben tijdens de plaatsopneming verklaard dat [eiser 5] zijn caravan niet op hun standplaats kan bijplaatsen, omdat daar te weinig ruimte voor is. Tijdens de plaatsopneming is verder gebleken dat [eiser 4] (eisende partij in conventie sub 4) op het doodlopende eind van de aan Woonpartners in eigendom toebehorende, hiervoor bedoelde weg, een (grote) caravan met voortent heeft geplaatst, welke hem kennelijk dient als permanente woonruimte. Aan de voorzijde van de voortent is een wit spandoek bevestigd waarop staat: WIJ VECHTEN VOOR ONZE RECHTEN EN ONZE WOONWAGENCULTUUR. Waargenomen is tenslotte dat op de woonwagenlocatie aan de [straatnaam 1] twee standplaatsen ongebruikt zijn. De ene standplaats (gelegen naast de aan [eiser 1] verhuurde standplaats) is afgezet met bouwhekken en is onbruikbaar gemaakt. Het gebruik van de andere standplaats (gelegen naast de aan [eiser 2] en [eiser 3] verhuurde standplaats) is onmogelijk gemaakt doordat Woonpartners daarop grote betonnen rioolbuizen heeft geplaatst.
2.2
Woonpartners vordert de veroordeling van [eiser 5] om zijn caravan hetzij te plaatsen op de standplaats aan de [straatnaam 1] [huisnummer] of [huisnummer] , hetzij om zijn caravan van de woonwagenlocatie aan de [straatnaam 1] te verwijderen en verwijderd te houden. Nu [eiser 2] en [eiser 3] alsmede [eiser 1] hebben verklaard dat het bijplaatsen van de betreffende caravan op hun standplaatsen niet hun instemming heeft, kan [eiser 5] niet voldoen aan de vordering om zijn caravan te verplaatsen naar de standplaats aan de [straatnaam 1] [huisnummer] of [huisnummer] , zodat deze is af te wijzen. Aan de orde is vervolgens of de vordering, strekkende tot de veroordeling van [eiser 5] , om zijn caravan van de woonwagenlocatie aan de [straatnaam 1] te verwijderen, is toe te wijzen. Daarover wordt het volgende overwogen.
2.3
Bij brief d.d. 3 augustus 2017 heeft Woonpartners onder meer het volgende geschreven aan [eiser 5] :
Vanaf het najaar 2002 heeft u op het perceel grond staande en gelegen aan de [straatnaam 1] te Waddinxveen een caravan bij geplaatst, waarin u verblijft. Deze caravan heeft op meerdere plekken op de locatie gestaan en is laatstelijk aangetroffen op [straatnaam 1] [huisnummer] . Bij brief van 11 december 2002 heeft de gemeente u bericht de aanwezigheid van uw caravan te zullen gedogen in verband met de reeds toen aangekondigde opheffing van de woonwagenlocatie aan de [straatnaam 1] . De gemeente heeft u in de brief van 11 december 2011 bericht dat u gebruik kon blijven maken van de locatie totdat de woonwagenlocatie aan de [straatnaam 1] zal worden opgeheven. (…) Thans zal binnen afzienbare tijd de woonwagenlocatie aan de [straatnaam 1] worden opgeheven. (…) Gelet op het voorgaande – en voor zover nodig – zegt Woonpartners uw gedoogde gebruik van het perceel grond staande en gelegen aan de [straatnaam 1] op (…) tegen uiterlijk 1 juli 2018 of zoveel eerder als de overige huurders van standplaatsen op de locatie hun standplaatsen leeg hebben opgeleverd.
(…) Woonpartners realiseert zich dat deze opzegging ingrijpt in uw woonsituatie. Om deze reden is in samenspraak met de gemeente Waddinxveen een Sociaal Plan opgesteld (…). Dit sociaal plan treedt met deze kennisgeving voor u in werking. Dit sociaal plan voorziet onder meer in een verhuiskostenvergoeding, indien u zelfstandig een woning betrekt. (…) Ondanks uw eigen verantwoordelijkheid voor het vinden van alternatieve huisvesting, is Woonpartners bereid om met u nog éénmaal de mogelijkheid voor huisvesting in een woonwagenwoning aan de [straatnaam 2] te onderzoeken. Indien u daar belangstelling voor heeft wordt dit, voorzien van de voorwaarden waaronder, vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst, opdat deze locatie voor u gereserveerd wordt. Bij de dagvaarding die heeft geleid tot het vonnis van de kantonrechter te Gouda d.d. 10 januari 2019 heeft Woonpartners op basis van de zojuist geciteerde opzeggingsbrief gevorderd de veroordeling van [eiser 5] , om de woonwagenlocatie aan de [straatnaam 1] te ontruimen. Bij het vonnis d.d. 10 januari 2019 heeft de kantonrechter te Gouda (onder meer) deze vordering afgewezen. Daartoe heeft de kantonrechter (onder meer) overwogen dat niet kan worden volgehouden
dat Woonpartners het gehuurde zo dringend nodig heeft voor eigen gebruik dat van haar (…) niet kan worden gevergd dat de huurovereenkomsten en het gebruik worden verlengd. Tegen dit vonnis is geen hoger beroep ingesteld, zodat het in kracht van gewijsde is gegaan. Bij brief d.d. 5 juni 2020 heeft de gemachtigde van Woonpartners onder meer het volgende geschreven aan de gemachtigde van (onder meer) [eiser 5] :
De kantonrechter heeft op 10 januari 2019 vonnis gewezen en bepaald dat cliënte de huurovereenkomsten niet mocht opzeggen en het gedoogde gebruik ten aanzien van de heer [eiser 5] niet mag beëindigen. (…) Daarnaast is het door cliënte gedoogde gebruik van de door de heer [eiser 5] geplaatste caravan op de door mevrouw [eiser 1] gehuurde woonwagenplaats niet geëindigd. (…) Om uw cliënten tegemoet te komen en de nodige duidelijkheid te verschaffen, is cliënte bereid om met mevrouw [eiser 1] een gedoogovereenkomst te sluiten ten behoeve van de door de heer [eiser 5] bijgeplaatste caravan. De gedoogovereenkomst in concept treft u hierbij als bijlage aan. Ik verneem graag binnen drie weken na heden van u of mevrouw [eiser 1] bereid is tot het sluiten van deze gedoogovereenkomst. [eiser 1] heeft niet met deze overeenkomst ingestemd.
2.4
Uit hetgeen zojuist, in rechtsoverweging 2.3 is vermeld, volgt dat de gemeente Waddinxveen zich er in 2002 jegens [eiser 5] toe heeft verbonden om te gedogen dat hij met zijn caravan verblijft op de woonwagenlocatie aan de [straatnaam 1] , indien en zolang deze woonwagenlocatie niet wordt opgeheven met het oog op de realisering van de inmiddels op die locatie rustende planologische bestemming (woningbouw). Daaruit volgt verder dat Woonpartners deze gedoogovereenkomst, nadat de woonwagenlocatie haar in eigendom werd overgedragen, heeft voortgezet, tot zij deze bij haar brief d.d. 3 augustus 2017 tegen 1 juli 2018 heeft opgezegd. Nu de kantonrechter de daarop gebaseerde ontruimingsvordering bij vonnis d.d. 10 januari 2019 heeft afgewezen, omdat Woonpartners het gedoogde gebruik niet mocht beëindigen, duurt de gedoogovereenkomst met [eiser 5] tot op heden voort. Het feit dat [eiser 1] de haar door Woonpartners aangeboden gedoogovereenkomst niet heeft willen accepteren, leidt niet tot een andere conclusie. Tussen Woonpartners en [eiser 5] geldt tot op heden derhalve een overeenkomst voor bepaalde tijd (voor de tijd dat de op woonwagenlocatie aan de [straatnaam 1] rustende nieuwe planologische bestemming nog niet zal worden gerealiseerd), welke, nu niet is gebleken van de mogelijkheid om deze overeenkomst tussentijds op te zeggen, niet kan worden opgezegd zolang de bepaalde tijd niet is verstreken.
2.5
De vraag of Woonpartners op grond van de gedoogovereenkomst dient te dulden dat [eiser 5] zijn caravan heeft opgesteld op de huidige plek, is als volgt te beantwoorden. [eiser 5] heeft vanaf 2002 op meerdere plekken op de woonwagenlocatie gestaan. Vóór hij zijn caravan heeft geplaatst op zijn huidige plek, had hij zijn caravan bijgeplaatst op de aan [eiser 1] verhuurde standplaats. In de periode voor hij met zijn caravan bij [eiser 1] op de standplaats is gaan staan, stond hij met zijn caravan op de door Woonpartners aan [eiser 2] en [eiser 3] verhuurde standplaats. In de brief d.d. 3 augustus 2017 heeft Woonpartners ongeclausuleerd aan [eiser 5] bevestigd:
De gemeente heeft u in de brief van 11 december 2011 bericht dat u gebruik kon blijven maken van de locatie totdat de woonwagenlocatie aan de [straatnaam 1] zal worden opgeheven. Hieruit heeft [eiser 5] in redelijkheid mogen afleiden dat de aanwezigheid van zijn caravan op de woonwagenlocatie niet alleen werd gedoogd voor zover hij daarmee op de aan [eiser 1] en [eiser 2] en [eiser 3] verhuurde standplaatsen zou staan, maar ook indien hij zijn caravan zou bijplaatsen op een van de andere standplaatsen op de woonwagenlocatie. Feiten en omstandigheden die tot de conclusie moeten leiden dat de gedoogovereenkomst anders (beperkter) is uit te leggen, zijn naar het oordeel van de kantonrechter niet (voldoende) gebleken. Feiten en omstandigheden die tot de conclusie kunnen leiden dat de gemeente Waddinxveen en Woonpartners ook hebben willen gedogen dat [eiser 5] zijn caravan zou opstellen op zijn huidige plek – niet op een standplaats, maar op de openbare weg, nabij de standplaats van [eiser 1] –, zijn echter evenmin gebleken. Dit betekent dat [eiser 5] , door zijn caravan te hebben en te houden op de huidige plek, tekort schiet in de nakoming van de gedoogovereenkomst, zodat Woonpartners in beginsel bevoegd is om deze overeenkomst te ontbinden, en te vorderen dat [eiser 5] zijn caravan van de woonwagenlocatie verwijdert.
2.6
Tijdens de mondelinge behandeling van deze zaak, op 14 oktober 2021, heeft de gemachtigde van [eiser 5] zich op het standpunt gesteld dat de redelijkheid en billijkheid in de weg staan aan de toewijzing van de hier aan de orde zijnde vordering. Daarmee heeft zij zich namens hem kennelijk beroepen op de uitzondering van de in artikel 6:265 lid 1 BW geformuleerde hoofdregel, dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de andere partij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Of deze uitzondering toepassing vindt is te beoordelen niet aan de hand van alleen de in de wet genoemde gezichtspunten, maar aan de hand van alle relevante omstandigheden van het geval.
2.7
In dit geval is de kantonrechter om de navolgende redenen van oordeel dat aan de zojuist bedoelde uitzondering toepassing is te geven. [eiser 5] en de overige bewoners op de woonwagenlocatie aan de [straatnaam 1] zijn woonwagenbewoners. Zij hebben een eigen (kwetsbare) cultuur, welke een wezenlijk onderdeel is van hun bestaan. Tussen [eiser 5] en (een deel van) de overige bewoners van de woonwagenlocatie bestaan bovendien familiebanden. Woonwagenbewoners zijn voor hun bestaan en de waarborging van hun identiteit in belangrijke mate aangewezen op elkaar. Hun sociale verbondenheid is groot en familiebanden zijn zeer belangrijk. Op de woonwagenlocatie aan de [straatnaam 1] wordt dit geïllustreerd door het feit dat [eiser 5] met toestemming van [eiser 1] kennelijk om niet gebruik mag maken van een deel van haar standplaats voor de opslag van oud ijzer. Bij de beslissing om al dan niet over te gaan tot de ontbinding van een overeenkomst met één of meer van de op de woonwagenlocatie woonachtige bewoners, dient ook een instelling als Woonpartners – een instelling op grond van artikel 19 van de Woningwet, welke uitsluitend in het belang van de Volkshuisvesting werkzaam moet zijn – rekening te houden met de bijzondere positie die woonwagenbewoners hebben. Indien [eiser 5] de woonwagenlocatie aan de [straatnaam 1] zou moeten ontruimen, zou dit verstrekkende gevolgen voor hem hebben. Hij zou in dat geval niet alleen geen woonruimte meer hebben, maar hij zou daarmee ook buiten de groep komen te staan met wie hij zijn identiteit deelt en hij zich verbonden voelt, terwijl hij verder bemoeilijkt zou worden in zijn handelsactiviteiten. Daarmee heeft [eiser 5] , een man op leeftijd (geboren in 1953), die reeds onafgebroken circa 20 jaar op de woonwagenlocatie aan de [straatnaam 1] woont, een zeer zwaarwegend belang bij het voortgezet gebruik van de woonwagenlocatie aan de [straatnaam 1] . Woonpartners heeft er anderzijds op zich belang bij dat [eiser 5] de haar in eigendom toebehorende grond niet anders gebruikt dan bij de gedoogovereenkomst is voorzien. Dat belang weegt echter niet op tegen de belangen die [eiser 5] heeft bij het gebruik van de woonwagenlocatie. Bij de weging van de belangen van partijen is in aanmerking genomen dat niet is gebleken dat de bewoners van de woonwagenlocatie aan de [straatnaam 1] hebben geklaagd over de aanwezigheid van de caravan van [eiser 5] op de toegangsweg tot de woonwagenlocatie. In aanmerking genomen is verder dat, gelet op de breedte van de weg en de grootte van de caravan, niet aannemelijk is dat deze caravan de toegang tot de locatie bemoeilijkt, niet voor de bewoners, noch voor de hulpdiensten. In aanmerking is voorts genomen dat Woonpartners, voor zover zij de aanwezigheid van de caravan aan de zijkant van de toegangsweg desondanks niet wenselijk vindt, in de gelegenheid is om toe te staan dat [eiser 5] zijn caravan verplaatst naar (bijvoorbeeld) de door haar met rioolbuizen geblokkeerde standplaats, overigens zonder dat zij hem daar faciliteiten (zoals onder meer gas, water en licht) behoeft te bieden (omdat hij nu eenmaal niet haar huurder is en zij hem dit soort faciliteiten nimmer heeft toegezegd of heeft verleend). Het feit dat het ter plaatse geldende bestemmingsplan inmiddels is gewijzigd, zodat deze standplaats niet meer als woonwagenstandplaats mag worden gebruikt, leidt niet tot een ander oordeel, omdat (in een eventuele handhavingsprocedure, waarin ook de gemeente rekening zal hebben te houden met de door artikel 8 EVRM beschermde belangen van [eiser 5] ) goed verdedigbaar lijkt dat het met het gebruik van die standplaats, op basis van enkel een gedoogovereenkomst, voor alleen de duur dat de op de woonwagenlocatie rustende planologische bestemming nog niet gerealiseerd kan worden, geen relevante inbreuk op die bestemming wordt gemaakt, althans feiten en omstandigheden die tot een ander oordeel moeten leiden zijn niet (voldoende) gebleken. In aanmerking te nemen is tenslotte dat het [eiser 5] niet kan worden verweten dat hij zijn caravan niet bijplaatst op de standplaatsen aan de [straatnaam 1] [huisnummer] of [huisnummer] , omdat hij daarvoor afhankelijk is van de instemming van de huurders van deze standplaatsen en zij hun instemming daaraan op redelijke gronden onthouden. Dat het [eiser 5] niet kan worden verweten dat hij de alternatieve woonruimte op de locatie [straatnaam 2] niet heeft geaccepteerd, is reeds vast komen te staan met het vonnis van de kantonrechter te Gouda d.d. 10 januari 2019. Dit alles leidt tot het oordeel dat de hier aan de orde zijnde vordering is af te wijzen.
2.8
Woonpartners vordert de veroordeling van [eiser 1] , althans de veroordeling van [eiser 5] , om de opslag van oud ijzer, schroot en andere zaken op en nabij de standplaatsen aan de [straatnaam 1] te verwijderen en verwijderd te houden. Woonpartners vordert voorts de veroordeling van [eiser 5] om de exploitatie van zijn oud ijzerhandel op de woonwagenlocatie aan de [straatnaam 1] te staken en om al het oud ijzer van de woonwagenlocatie te verwijderen en verwijderd te houden. Bij de beoordeling van deze vorderingen staat het volgende voorop.
2.9
Bij de op 21 maart 1995 door (de rechtsvoorgangster van) Woonpartners met [eiser 1] gesloten huurovereenkomst is de door (de rechtsvoorgangster van) Woonpartners bij die overeenkomst aan haar verhuurde standplaats bestemd om te worden gebruikt als standplaats voor één woonwagen. Bij de met ingang van 18 november 1998 door (de rechtsvoorgangster van) Woonpartners met [eiser 1] gesloten huurovereenkomst is de door (de rechtsvoorgangster van) Woonpartners bij die overeenkomst aan haar verhuurde woonwagen bestemd om te worden gebruikt als woonruimte ten behoeve van haar (en leden van haar gezin). Op grond van deze overeenkomsten en de wet (artikel 7:214 BW) dient [eiser 1] het gehuurde derhalve te gebruiken als woonruimte. Het hangt vervolgens af van de omstandigheden van het geval of een huurder van een bij de huurovereenkomst tot woonruimte bestemde zaak bevoegd is om het gehuurde mede te gebruiken voor de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten. De relevante omstandigheden zijn onder meer de aard en omvang van de bedrijfsmatige activiteiten, de ligging en gesteldheid van het gehuurde, de in de omgeving geldende gebruiken, de hoedanigheid van het gedeelte van het gehuurde dat bedrijfsmatig wordt gebruikt en de bedoeling van partijen. Indien het bedrijfsmatig gebruik van een gedeelte van de bij de huurovereenkomst tot woonruimte bestemde zaak met instemming van de huurder plaatsvindt door een derde, is verder van belang hoe huurder en de derde zich tot elkaar verhouden.
2.1
Het staat vast dat [eiser 5] sinds in ieder geval 1992 handelt in onder meer oud ijzer. Het is voldoende aannemelijk dat hij deze handel vanaf in ieder geval 2002 drijft vanaf de woonwagenlocatie aan de [straatnaam 1] . De handel in onder meer oud ijzer is, naar algemeen bekend is, geen ongebruikelijke handel voor woonwagenbewoners. Het is voorts niet ongebruikelijk dat woonwagenbewoners een deel van hun standplaats gebruiken voor de opslag van hun handel. De opslag van het oud ijzer vond volgens Woonpartners in juni 2021 (de periode waarin de conclusie van eis in reconventie werd genomen) plaats op zowel een deel van de aan [eiser 1] verhuurde standplaats als op een deel van de naastgelegen, voormalige/onbruikbaar gemaakte standplaats. De opslag van oud ijzer op de naastgelegen standplaats is niet toegestaan, maar is inmiddels beëindigd. De opslag van het oud ijzer vindt thans in beperkte mate alleen nog plaats op de standplaats van [eiser 1] . Het is niet gebleken dat [eiser 5] op deze standplaats gevaarlijke stoffen opslaat. Het is evenmin gebleken dat het gebruik van een deel van de standplaats voor de opslag van oud ijzer, het gebruik van de standplaats als woonruimte belemmert. Het is voorts niet gebleken dat [eiser 1] aan [eiser 5] enigerlei vergoeding in rekening brengt voor het gebruik van een deel van haar standplaats voor de opslag van het oud ijzer. Het is voldoende aannemelijk, zoals [eiser 1] tijdens de plaatsopneming nog eens duidelijk heeft onderstreept, dat woonwagenbewoners elkaar behulpzaam zijn en dat haar goedkeuring aan de opslag van het oud ijzer op een deel van haar standplaats, tegen de achtergrond daarvan is te begrijpen. De opslag van het oud ijzer, in de omvang zoals deze is waargenomen tijdens de plaatsopneming d.d. 20 januari 2022, moet om deze redenen geacht worden in overeenstemming te zijn met de bedoeling (van de rechtsvoorgangster) van Woonpartners en [eiser 1] , zoals deze bij het sluiten van de huurovereenkomst heeft voorgezeten. Het feit dat [eiser 1] een deel van haar standplaats aan [eiser 5] in gebruik heeft gegeven voor de opslag van oud ijzer, levert in de thans bestaande situatie dus geen tekortkoming op in de nakoming van de huurovereenkomst tussen haar en Woonpartners. Nu de opslag van het oud ijzer de instemming heeft van [eiser 1] , heeft [eiser 5] daarvoor niet de toestemming nodig van Woonpartners. Aanleiding om hem te verbieden om ter plaatse zijn oud ijzerhandel uit te oefenen, is er in de gegeven omstandigheden niet. De hier aan de orde vorderingen worden daarom afgewezen.
2.11
Woonpartners vordert de veroordeling van [eiser 4] om de caravan met voortent en toebehoren die op 2 juni 2021 was geplaatst nabij de standplaatsen aan de [straatnaam 1] [huisnummer] en [huisnummer] van de woonwagenlocatie aan de [straatnaam 1] te verwijderen en verwijderd te houden. Met betrekking tot deze vordering wordt het volgende overwogen.
2.12
[eiser 4] is de zoon van [eiser 2] en [eiser 3] . Vanuit de woonruimte van zijn ouders is hij gaan wonen in de caravan die hij in of omstreeks 2020 heeft geplaatst of heeft doen plaatsen op het doodlopende eind van de aan Woonpartners in eigendom toebehorende toegangsweg tot de woonwagenlocatie. Tussen hem en Woonpartners bestaat geen contractuele relatie en heeft nimmer een contractuele relatie bestaan. Het gebruik dat [eiser 4] maakt van de bij Woonpartners in eigendom zijnde grond, waartegen Woonpartners zich van de aanvang af verzet, vindt dus zonder recht of titel plaats. Dit brengt met zich mee dat Woonpartners in beginsel bevoegd is om te vorderen dat [eiser 4] zijn caravan met toebehoren van de woonwagenlocatie verwijdert. Dat is alleen anders indien Woonpartners deze bevoegdheid misbruikt, omdat zij, gegeven alle omstandigheden en de betrokken belangen, in redelijkheid niet tot ontruiming kan besluiten. Naar het oordeel van de kantonrechter is die uitzonderingssituatie in het geval van [eiser 4] om de navolgende redenen niet aan de orde. Het Bestemmingsplan [straatnaam 1] , vastgesteld op 14 juli 2016, voorziet in de bouw van tien sociale huurwoningen op de woonwagenlocatie aan de [straatnaam 1] . Naar aanleiding van het vonnis van de kantonrechter te Gouda d.d. 10 januari 2019 heeft Woonpartners aan de huurders van de standplaatsen op de woonwagenlocatie aan de [straatnaam 1] meegedeeld dat de met hun gesloten huurovereenkomsten worden voortgezet, totdat zij hun huurovereenkomsten opzeggen, of doordat deze overeenkomsten om andere geldige juridische redenen eindigen. Dit betekent dat Woonpartners met betrekking tot deze – niet langer tot woonwagenlocatie bestemde – locatie een uitsterfbeleid voert. Daartoe heeft Woonpartners, vanwege de gewijzigde planologische bestemming, in redelijkheid kunnen besluiten. Daarbij is van belang dat met betrekking tot de in de gemeente Waddinxveen aanwezige standplaatsen geen uitsterfbeleid wordt gevoerd. Dit blijkt uit het feit dat het aantal standplaatsen in de gemeente Waddinxveen bij Raadsbesluit d.d. 13 september 2016 is uitgebreid van 20 tot 26 reguliere standplaatsen. De in de gemeente Waddinxveen aanwezige standplaatsen zijn desondanks schaars, gelijk ook de sociale huurwoningen in de gemeente Waddinxveen schaars zijn. Met het oog op de eerlijke verdeling van de standplaatsen en sociale huurwoningen in de gemeente Waddinxveen, gelden in de gemeente Waddinxveen de regels die vastliggen in de Huisvestingsverordening Gemeente Waddinxveen 2019. Indien [eiser 4] een standplaats wil krijgen, zal hij aan die regels moeten voldoen. Het feit dat hij overeenkomstig die regels op dit moment kennelijk nog niet in aanmerking komt voor een huisvestingsvergunning voor een standplaats, rechtvaardigt niet dat hij zonder recht of titel gebruik maakt van de grond van Woonpartners. De hier aan de orde zijnde vordering is om deze redenen toe te wijzen, waarbij de ontruimingstermijn zal worden vastgesteld op een periode van 12 weken, te rekenen vanaf de dag die volgt op de dag waarop dit vonnis aan [eiser 4] wordt betekend. De gevorderde dwangsom wordt gematigd zoals hierna wordt vermeld. Het feit dat [eiser 4] zijn voortent heeft voorzien van een spandoek met de tekst WIJ VECHTEN VOOR ONZE RECHTEN EN ONZE WOONWAGENCULTUUR, kan niet tot een andere uitkomst leiden. Het staat [eiser 4] vrij om op deze wijze te demonstreren, maar dat vormt geen rechtvaardiging voor de aanwezigheid van zijn caravan op de grond van Woonpartners.
2.13
Zoals is overwogen in het tussenvonnis dat op 11 november 2021 in deze zaak is gewezen, zullen bij dit vonnis de door [eisende partijen in conventie, tevers verwerende partijen in reconventie] tegen de gemeente Waddinxveen en Woonpartners aanhangig gemaakte vorderingen worden afgewezen, met veroordeling van [eisende partijen in conventie, tevers verwerende partijen in reconventie] in de kosten van de procedure. [eisende partijen in conventie, tevers verwerende partijen in reconventie] zullen verder worden veroordeeld in de kosten van het incident.
2.14
Gelet op de uitkomst van de door Woonpartners tegen [eisende partijen in conventie, tevers verwerende partijen in reconventie] aanhangig gemaakte procedure (de zaak in reconventie), is Woonpartners de partij die voor het grootste deel in het ongelijk wordt gesteld. Zij wordt om die reden veroordeeld in de kosten van de procedure in reconventie.

3.De beslissing

De rechtbank / de kantonrechter:
In de procedure tussen [eisende partijen in conventie, tevers verwerende partijen in reconventie] tegen de gemeente Waddinxveen:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eisende partijen in conventie, tevers verwerende partijen in reconventie] in de kosten van de procedure, welke kosten tot op heden aan de zijde van de gemeente Waddinxveen worden vastgesteld op een bedrag ad € 1 .782,=, waaronder een bedrag ad € 1 .126,= voor salaris advocaat, en op een bedrag ad € 163,= aan nog te maken nakosten, te vermeerderen met € 85,= in geval van betekening;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
In de procedure tussen [eisende partijen in conventie, tevers verwerende partijen in reconventie] tegen Woonpartners:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eisende partijen in conventie, tevers verwerende partijen in reconventie] in de kosten van de procedure, welke kosten tot op heden aan de zijde van Woonpartners worden vastgesteld op een bedrag ad € 622,= voor salaris gemachtigde en, voor het geval er nakosten zijn te maken, op een bedrag ad € 124,= voor de nakosten;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
In de procedure van Woonpartners tegen [eisende partijen in conventie, tevers verwerende partijen in reconventie] :
veroordeelt [eiser 4] om binnen 12 weken na de betekening van dit vonnis de toercaravan met voortent en toebehoren die op 2 juni 2021 geplaatst was nabij de standplaats aan de [straatnaam 1] [huisnummer] en [huisnummer] te [woonplaats] van de woonwagenlocatie aan de [straatnaam 1] te verwijderen en verwijderd te houden, met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken op straffe van een dwangsom ad € 250,= per dag, een halve dag voor een hele gerekend, met een maximum ad € 25.000,=;
veroordeelt Woonpartners in de kosten van de procedure, welke kosten aan de zijde van [eisende partijen in conventie, tevers verwerende partijen in reconventie] tot op heden worden vastgesteld op een bedrag ad € 933,= voor salaris gemachtigde en, voor het geval er nakosten zijn te maken, op een bedrag ad € 124,= voor de nakosten;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
In het incident
veroordeelt [eisende partijen in conventie, tevers verwerende partijen in reconventie] in de kosten van het incident, welke kosten tot op heden aan de zijde van Woonpartners worden vastgesteld op een bedrag ad € 478,= voor salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Nijenhuis, (kanton)rechter, en uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting van 17 februari 2022.