ECLI:NL:RBDHA:2022:530

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 januari 2022
Publicatiedatum
28 januari 2022
Zaaknummer
AWB 21/7657
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overplaatsing van een vreemdeling naar een Handhaving en Toezichtlocatie na incidenten en gedragsproblemen

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 24 januari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de overplaatsing van een vreemdeling naar een Handhaving en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen. De vreemdeling was op 25 december 2021 door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) overgeplaatst naar de HTL na een incident waarbij hij volgens het COa dreigend verbale, destructieve en fysieke agressie jegens anderen had vertoond. Daarnaast had hij zich niet aan de huisregels gehouden, een brandmelder gesaboteerd en zich vervelend gedragen tegenover andere bewoners van het AZC. De rechtbank oordeelde dat het COa op goede gronden had besloten tot de overplaatsing, gezien de impact van het gedrag van de vreemdeling en eerdere incidenten waarbij hij betrokken was geweest. De vreemdeling betwistte de beschuldigingen en stelde dat hij ten onrechte als dader werd gezien, maar de rechtbank volgde deze stelling niet. De rechtbank concludeerde dat de vreemdeling op goede gronden naar de HTL was overgeplaatst en verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/7657

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 januari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

geboren op [datum] 1993,
van Tunesische nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.J. Schenkman),
en

het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), verweerder

(gemachtigde: mr. J.P.M. Wuite).

Procesverloop

Bij besluit van 25 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder besloten om eiser per 25 december 2021 op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005) te plaatsen in een Handhaving en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen.
Bij besluit van 26 december 2021 (de vrijheidsbeperkende maatregel) heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan eiser de maatregel van beperking van de vrijheid van beweging opgelegd, als bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Eiser heeft tegen beide besluiten afzonderlijk beroep ingesteld. Het beroep tegen het bestreden besluit is geregistreerd onder zaaknummer AWB 21/7657. Het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel is geregistreerd onder zaaknummer NL21.20359. In beide beroepen wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft de beroepen tezamen op 14 januari 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens was een tolk aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting in beide beroepen gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van het navolgende.
1.1.
Verweerder heeft besloten om eiser met ingang van 25 december 2021 in de HTL te Hoogeveen te plaatsen. Aanleiding hiervoor was een incident op 25 december 2021 waarbij eiser volgens verweerder dreigend verbale, destructieve en fysieke agressie jegens anderen heeft vertoond. Ook heeft eiser zich niet aan de huisregels met betrekking tot het drinken van alcohol gehouden en heeft eiser een brandmelder gesaboteerd. Verder heeft verweerder in het bestreden besluit opgenomen dat eiser zich vervelend gedraagt tegenover andere bewoners van het AZC. Eisers gedrag heeft volgens verweerder een zeer grote impact gehad. Verweerder heeft verder geconstateerd dat zich al eerder incidenten hebben voorgedaan door eisers gedrag waarbij in een aantal gevallen maatregelen zijn genomen door verweerder. Voor een beschrijving daarvan wijst verweerder op de bijlage bij het bestreden besluit. Nu de eerder genomen maatregelen geen positief effect hebben gehad op eisers gedrag, heeft verweerder besloten om eiser in de HTL te Hoogeveen te plaatsen.
2. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert ter onderbouwing daarvan het volgende aan.
2.1.
Eiser merkt op dat uitsluitend het incident van 25 december 2021, rond 23:00 uur, aan hem wordt tegengeworpen en derhalve aan de HTL-maatregel ten grondslag kan liggen. Bij dit incident is eigenlijk niets gebeurd. Het incident is volgens eiser aangedikt en opgeblazen door de beveiligings-medewerkers van Trigion, waardoor eiser ten onrechte als dader wordt neergezet. Dit terwijl eiser in wezen het slachtoffer is van het gedrag van deze Trigion-medewerkers. Ter onderbouwing wijst eiser op de geluidsopnames die hij van het incident heeft gemaakt. Eiser is op het genoemde tijdstip door twee Trigion-medewerkers buiten aangetroffen met een blikje bier. Doordat eiser zijn stem zou hebben verheven, wordt er assistentie opgeroepen van nog twee andere Trigion-medewerkers. Dit is een vorm van intimidatie, voorts waren het de Trigion-medewerkers die met stemverheffing hebben gepraat. Ook is eiser uitgescholden voor ‘aloush’, Arabisch voor schaap. Dat de Arabisch sprekende medewerker vraagt of eiser de Arabische taal spreekt, toont ook aan dat hij nattigheid voelt. Verder is het opmerkelijk en niet correct dat aan eiser wordt gevraagd waar hij vandaan komt. Ook is eiser uitgelachen door de Trigion-medewerkers. Dit allemaal heeft bijgedragen aan de opbouw van het incident. Verder was er, in tegenstelling tot de incidentbeschrijving, geen enkele sprake van dat eiser dronken zou zijn als gevolg van overmatig alcoholgebruik. Hij had slechts één blikje bier gehad. Eiser was niet dronken en heeft verder ook het bierblikje in zijn jaszak terug gestopt, waaruit blijkt dat hij niet uit was op een conflict. Eiser heeft de Trigion-medewerkers ook niet fysiek geïntimideerd. Dat eiser zich volgens verweerder breed zou hebben gemaakt tegenover een handvol beveiligingsmedewerkers toont aan dat de intentie van de verslaglegging was om eiser als dader neer te kunnen zetten. Eiser is juist een vredelievend en tenger persoon. Eisers gedrag is hooguit te kwalificeren als een woordenwisseling c.q. kleine ruzie/openbare dronkenschap en had dan ook een geringe of middelgrote impact. Dat is onvoldoende voor een HTL-plaatsing. Het plaatsingsbesluit dient te worden vernietigd wegens een onzorgvuldige totstandkoming en een gebrekkige motivering.
2.2.
Eiser merkt verder op dat het COa volgens haar eigen huisregels (versie mei 2020, punt 2) een politiek/religieus neutrale organisatie is. Het wekt dan ook bevreemding dat de Trigion-medewerkers zich wegens hun islamitische geloof aangesproken voelden door de uitingen die eiser zou hebben gedaan. Eiser meent dan ook dat onzuivere overwegingen aan het plaatsingsbesluit ten grondslag hebben gelegen. Eiser ontkent overigens te hebben geroepen dat hij Joods zou zijn en bedreigende uitingen zou hebben gedaan over moslims. Eiser wijst verder nog op een brandbrief van de heer S. Kortekaas, voorzitter van de stichting LGBT Asylum Support, aan de (nieuwe) Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Ook is aangifte gedaan van het incident van 25 december 2021, waarvan ook een kopie is bijgevoegd. Audiofragmenten van het incident zijn aanwezig en ook in uitgeschreven vorm overgelegd.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de HTL-maatregel op goede gronden is opgelegd en onderbouwt dat als volgt.
3.1.
Verweerder brengt naar voren dat eiser sinds 24 november 2021 opvang geniet en zich al sinds 3 december 2021 schuldig maakt aan diverse misdragingen. Kort samengevat gaat het, over de gehele periode bezien, om het volgende: er is sprake van het maken van beledigende en (met de dood) dreigende opmerkingen jegens anderen, schreeuwen naar en zoeken van problemen met medebewoners dan wel COa-medewerkers. Verder is er sprake van het zonder toestemming filmen van personen. Ook is er sprake van alcoholmisbruik en binnen roken (van marihuana). Verder is er sprake geweest van destructief en (fysiek) agressief gedrag, hetgeen zich heeft geuit in onder meer het gooien met spullen, het slaan op ramen en het met de vinger drukken op de borstkas van en duwen van personeel. Ook houdt eiser zich niet aan de huisregels, instructies en opgelegde maatregelen. Verder genereert hij brandgevaarlijke situaties (saboteren brandmelder) en houdt hij zich niet steeds aan de geldende RIVM-maatregelen (eiser duwt, dus houdt geen afstand). Over de hele linie is er naar de mening van verweerder sprake van onacceptabel, respectloos, aanstootgevend en escalerend gedrag alsmede het veroorzaken van een algeheel gevoel van spanning, dreiging en onveiligheid.
3.2.
Als gevolg van eisers gedrag zijn al eerder maatregelen getroffen, zoals opgesomd in het verweerschrift. Eiser heeft zich meestal niet aan deze maatregelen gehouden en heeft zijn gedrag ook niet aangepast. Na het incident van 25 december 2021 is besloten om eiser, in lijn met het Maatregelenbeleid, in de HTL te plaatsen. In het bestreden besluit is voldoende gemotiveerd dat eiser ook daaraan voorafgaand veelvuldig incidenten heeft veroorzaakt. Deze zijn ook opgenomen in de bijlage bij het bestreden besluit. Dat de HTL-plaatsing alleen is gebaseerd op (een deel van) het incident van 25 december 2021 volgt verweerder dan ook niet, zoals ook blijkt uit het plaatsingsbesluit. Verder was er op
25 december 2021 sprake van een opbouw die veel verder ging dan alleen het niet houden aan de regels omtrent alcohol drinken. Verweerder kan uit de geluidsopnames niet opmaken dat eiser is uitgemaakt voor ‘schaap’. Ook volgt verweerder niet dat er sprake van een religieus ingegeven overplaatsing. Zoals uit de verslaglegging blijkt, heeft eiser de Trigion-medewerkers op beledigende wijze aangesproken op het zijn van moslim. Ook volgt verweerder niet dat het alcoholgebruik is aangedikt. Eiser was over een langere periode aan het drinken en duidelijk dronken. Daarnaast doet dit niet af aan het verbaal en fysiek agressieve gedrag van eiser. Ook volgt verweerder niet dat er sprake was van intimidatie door Trigion-medewerkers. Eiser heeft de gegeven instructies niet opgevolgd en zich agressief gedragen. De assistentie van meerdere Trigion-medewerkers was daardoor noodzakelijk. Ook zijn de medewerkers vertrokken om verdere escalatie te voorkomen. Verweerder volgt niet dat het incident is aangedikt of dat er sprake is van een bepaalde toonzetting. Het incident is in de loop van de nacht opgelopen, zoals ook blijkt uit de uitgebreide omschrijving in het bestreden besluit. Deze omschrijving is gebaseerd op de waarneming van meerdere medewerkers. De impact van eisers gedragingen kan niet als gering of middelgroot worden gezien, gelet op alle omstandigheden en de algehele context, aldus verweerder.
4. De rechtbank oordeelt als volgt.
4.1.
Niet in geschil is dat eiser in augustus 2021, bij een geweldsincident in Tunesië, gewond is geraakt aan hoofd en gezicht, waar volgens eiser de politie bij betrokken was. Dit is volgens eiser gebeurd wegens zijn geaardheid en wegens zijn rol als mensenrechtenactivist. Eiser was na het incident onder (trauma)behandeling in zijn land van herkomst en wenste deze behandeling in Nederland aansluitend aan zijn inreis in november 2021 voort te zetten.
4.2.
De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft betwist dat zich in de weken voorafgaand aan het in deze procedure centraal staande incident van 25 december 2021 meerdere incidenten hebben voorgedaan, naar aanleiding waarvan door verweerder ook meerdere gesprekken zijn gevoerd en lichtere maatregelen zijn getroffen.
4.3.
De rechtbank overweegt dat het incident dat de aanleiding was om eiser over te plaatsen naar de HTL is begonnen op 24 december 2021 omstreeks 23:00/23:30 uur, maar in totaal heeft voortgeduurd tot ongeveer 04:00 uur in de nacht. De geluidsfragmenten die eiser heeft overgelegd, zien alleen op de beginfase van de incidentenreeks van deze nacht. De juistheid van de beschrijving van de onderdelen van het incident die zich na middernacht hebben afgespeeld, is door eiser alleen in het algemeen bestreden door te betogen dat hij enerzijds niet dronken was en anderzijds dat er sprake is van het aandikken en opkloppen van het incident teneinde eiser als dader te kunnen benoemen. Dat in het incidentoverzicht 25 december 2021 als begin- en einddatum wordt genoemd, kan naar het oordeel van de rechtbank niet leiden tot het oordeel dat alleen het begin van het incident, dat zich voor middernacht heeft afgespeeld, is tegengeworpen. In de beschrijving is door verweerder de hele opbouw van het incident zeer uitvoerig beschreven, met daarbij ook de vermeende rol van het alcoholgebruik en eisers gemoedstoestand.
4.4.
Op grond van de geluidsfragmenten die door eiser zijn gemaakt, en die door hem ter zitting zijn afgespeeld, kan de rechtbank niet vaststellen dat eiser bij de start van de geluidsopname is uitgemaakt voor ‘aloush’. Ook na het herhaaldelijk afspelen kan niet worden waargenomen dat de opname begint met dit gesteld aan eiser gerichte scheldwoord. De rechtbank stelt vast dat de schriftelijke uitwerking van de opname, die door eiser is overgelegd, ook niet begint met dit woord, maar met de opmerking van eiser: ‘I’m sorry. You said “Aloush” (sheep)!’. Dat eiser enerzijds stelt dit woord te verstaan, maar anderzijds zich ertegen verzet te worden gehoord in de Arabische taalacht de rechtbank opmerkelijk in de context van het incident.
Uit de opname wordt verder duidelijk dat er weliswaar met stemverheffing wordt gesproken door Trigion-medewerkers, maar dat dit gebeurt nadat eiser niet voldoet aan de instructie van het personeel om naar binnen te gaan en daar zijn biertje te drinken. Dat er aan eiser wordt gevraagd waar hij vandaan komt nadat hij vertelt dat hij geen Arabisch spreekt, kan naar het oordeel van de rechtbank niet leiden tot het oordeel dat eiser op discriminerende wijze wordt bejegend. In dit kader kan ook niet onvermeld blijven dat door eiser wordt geïmpliceerd dat de Trigion-medewerkers iets hebben met islamitisch extremisme en dat dat gedrag in Europa niet geaccepteerd is. Verder blijkt uit de geluidsopname niet dat de inzet van de Trigion-medewerkers is om eiser neer te zetten als dader en daartoe het incident aan te dikken. Dat door de Trigion-medewerkers is gezegd het incident bij een ander incident te zetten en niet te blijven discussiëren, vormt daarvoor geen grondslag.
4.5.
Met betrekking tot de gestelde fysieke intimidatie is de rechtbank van oordeel dat uit de geluidsopname niet kan worden opgemaakt dat eiser zich fysiek intimiderend heeft opgesteld, hetgeen ook geldt voor de Trigion-medewerkers. De rechtbank acht het ook niet aannemelijk dat de Trigion-medewerkers zich fysiek geïntimideerd voelden, gelet op hun overtal en op de ter zitting door de rechtbank waargenomen, en ook door eiser benadrukte, tengere verschijning van eiser.
4.6.
De rechtbank volgt eiser voorts niet in zijn stelling dat de overplaatsing voor een groot deel religieus gemotiveerd is, nu de aan eiser toegeschreven op moslims gerichte opmerkingen slechts een klein deel vormen van de gedragingen en uitingen die aan eiser worden tegengeworpen. De rechtbank stelt vast dat de opmerkingen zijn gehoord door meerdere medewerkers, die zich vanwege hun islamitische achtergrond persoonlijk aangesproken voelden. Dat eiser ontkent de uitingen te hebben gedaan, is naar het oordeel van de rechtbank niet dermate zwaarwegend dat verweerder dit niet heeft (mede) heeft mogen tegenwerpen.
4.7.
Gelet op al wat hiervoor is overwogen, komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder eiser op goede gronden naar de HTL te Hoogeveen heeft overgeplaatst. Door verweerder is in het bestreden besluit ook voldoende gemotiveerd dat eisers gedrag een zeer grote impact heeft gehad en dat daarom is gekomen tot een HTL-plaatsing. De rechtbank volgt eiser daarmee niet in zijn stelling dat hij ten onrechte als dader wordt gezien en juist het slachtoffer is geworden van een opzet om hem, na discriminerend te zijn bejegend, op oneigenlijke gronden over te plaatsen naar de HTL.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van J.H. Folkers, griffier. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na de datum van bekendmaking.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.