ECLI:NL:RBDHA:2022:531

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 januari 2022
Publicatiedatum
28 januari 2022
Zaaknummer
NL21.20359
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd aan vreemdeling in Handhaving en Toezichtlocatie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 24 januari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een vreemdeling die op 25 december 2021 is overgeplaatst naar de Handhaving en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen. De vreemdeling had beroep ingesteld tegen twee besluiten: het plaatsingsbesluit van 25 december 2021 en het besluit van 26 december 2021, waarbij een vrijheidsbeperkende maatregel werd opgelegd op grond van artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrijheidsbeperkende maatregel pas de dag na de overplaatsing is opgelegd, maar oordeelt dat dit geen reden is om schadevergoeding toe te kennen. De rechtbank wijst erop dat de situatie van de vreemdeling verschilt van eerdere uitspraken en dat er geen aanleiding is om de maatregel onrechtmatig te achten. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.20359

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

geboren op [datum] 1993,
van Tunesische nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.J. Schenkman),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.P.M. Wuite).

Procesverloop

Bij besluit van 25 december 2021 (het plaatsingsbesluit) heeft het bestuur van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COa) besloten om eiser per 25 december 2021 op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005) te plaatsen in een Handhaving en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen.
Bij besluit 26 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van beperking van de vrijheid van beweging opgelegd, als bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Eiser heeft tegen beide besluiten afzonderlijk beroep ingesteld. Het beroep tegen het plaatsingsbesluit is geregistreerd onder zaaknummer AWB 21/7657. Het beroep tegen het bestreden besluit is geregistreerd onder zaaknummer NL21.20359. In beide procedures wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft de procedures tezamen op 14 januari 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens was een tolk aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting in beide beroepen gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van het navolgende.
1.1.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder eiser verplicht om zich met ingang van
26 december 2021 op te houden in een deel van de gemeente Hoogeveen, te weten binnen de op de bijgevoegde plattegrond aangegeven gebieden. Eiser dient zich in het kader van de maatregel op te houden in de HTL Hoogeveen. Volgens verweerder vordert het belang van de openbare orde het opleggen van de maatregel op grond van artikel 56 van de Vw.
Ter zake wordt verwezen naar het plaatsingsbesluit van 25 december 2021 waarin de incidenten die zich hebben voorgedaan zijn toegelicht. In dat besluit staat dat door het COa is geconstateerd dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die een zeer grote impact hebben gehad. Zo heeft eiser verbaal en fysiek geweld jegens anderen vertoond. Daarnaast heeft eiser door overtreding van de huisregels brandgevaar, onrust en overlast veroorzaakt door de optische melder te saboteren. Verweerder heeft in de door eiser tijdens het gehoor aangevoerde omstandigheden, te weten dat hem medische hulp is ontzegd en dat er bij hem sprake is van psychische klachten, geen aanleiding gezien om af te zien van het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel. Verweerder acht van belang dat in de HTL voldoende toegang bestaat tot medische zorgverlening. Inzake eisers stelling dat hij niet schuldig is aan het incident dat heeft geleid tot de overplaatsing naar de HTL, wijst verweerder op het plaatsingsbesluit van 25 december 2021.
2. De rechtbank oordeelt als volgt.
2.1.
De rechtbank stelt vast dat eiser ingevolge het plaatsingsbesluit zich op 25 december 2021 om 18:30 bij de HTL in Hoogeveen diende te melden. De volgende dag, om 12:15 uur, is eiser gehoord in verband met de op te leggen vrijheidsbeperkende maatregel. Omdat eiser de voorkeur gaf aan een Engelse tolk, in plaats van een tolk in de Arabische taal, is het gehoor vanaf 13:00 uur voortgezet. Vervolgens is het bestreden besluit genomen, waardoor eiser in zijn vrijheid is beperkt. Nu er sprake is geweest van een relatief kort tijdsverloop tussen het moment dat eiser zich in de HTL diende te melden en het moment dat de vrijheidsbeperkende maatregel is opgelegd, ziet de rechtbank daarin geen reden om aan eiser een schadevergoeding toe te kennen. Het beroep op de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 1 november 2021 in zaaknummer NL21.6256 (ECLI:NL:RBNNE:2021:5278), waarbij eiser met name wijst op de rechtsoverwegingen 4.1 en 4.3, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De rechtbank acht van belang dat in die procedure pas op de zesde dag van het verblijf in de HTL aan de vreemdeling een vrijheidsbeperkende maatregel werd opgelegd, waarbij ook pas op dat moment een plaatsingsbesluit werd genomen. Daarin verschilt de situatie van de desbetreffende vreemdeling in grote mate van die van eiser.
2.2.
Nu bij uitspraak van heden het beroep tegen het plaatsingsbesluit ongegrond is verklaard, is daarin ook geen reden gelegen om de vrijheidsbeperkende maatregel onrechtmatig te achten.
3. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van J.H. Folkers, griffier. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na de datum van bekendmaking.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Rechtsmiddel