ECLI:NL:RBDHA:2022:5326
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke procedure inzake last onder dwangsom en boete wegens ontbreken huisvestingsvergunning
Op 2 juni 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De zaak betreft de oplegging van een last onder dwangsom en een boete aan de eiser wegens het ontbreken van een huisvestingsvergunning voor onzelfstandige woonruimtes in zijn woning. De eiser had in januari 2020 een last onder dwangsom van € 7000,- opgelegd gekregen en in juni 2020 een boete van € 5000,-. De rechtbank heeft de beroepen van de eiser tegen de bestreden besluiten van de verweerder ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dwangsom is verbeurd, omdat op 6 maart 2020 tijdens een controle is geconstateerd dat er onzelfstandige woonruimtes aanwezig waren in de woning van de eiser. De eiser betwistte de rechtmatigheid van de boete en de verbeurde dwangsom, maar de rechtbank oordeelde dat de inspectierapporten voldoende bewijs boden voor de overtredingen. De rechtbank concludeerde dat de boete terecht was opgelegd en dat de invordering van de dwangsom gerechtvaardigd was.
De rechtbank heeft in haar overwegingen ook aandacht besteed aan de argumenten van de eiser over de onduidelijkheid van de controles en de hoogte van de boete. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verweerder voldoende gemotiveerd had waarom de boete en de invordering van de dwangsom gerechtvaardigd waren. De rechtbank heeft de beroepen van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.