Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.Het wrakingsverzoek
3.De beoordeling
4.De beslissing
- verzoeker;
- de belanghebbenden;
- de rechter.
Rechtbank Den Haag
Op 20 mei 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker, die zich zonder advocaat had gepresenteerd in een civiele procedure. Het wrakingsverzoek was ingediend omdat de rechter, mr. O. van der Burg, geen aanhouding van de zitting had willen verlenen. De verzoeker stelde dat hij recht had op juridische bijstand en dat de weigering om de zitting aan te houden, zijn recht op een eerlijk proces zou schenden. De wrakingskamer oordeelde echter dat een rechterlijke beslissing, zoals het niet verlenen van een aanhouding, op zichzelf geen grond kan vormen voor wraking. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen staat niet toe dat een wrakingsverzoek wordt gebruikt als een verkapt rechtsmiddel tegen een rechterlijke beslissing. De wrakingskamer concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de objectieve onpartijdigheid van de rechter in twijfel trokken. Het verzoek werd dan ook kennelijk ongegrond verklaard. De procedure in de hoofdzaak kan voortgezet worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.