Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[verzoekende partij sub 1] te [plaats 1] ,
[verzoekende partij sub 2]te [plaats 2] ,
[verzoekende partij sub 3]te [plaats 3] ,
1.[verzoekende partij sub 1A] te [plaats 3] , vertegenwoordigd door [A] en [B] ,
[verzoekende partij sub 2A]te [plaats 4] , vertegenwoordigd door [C] en [D] ,
[verzoekende partij sub 3A]te [plaats 4] , vertegenwoordigd door [C] en [D]
[verzoekende partij sub 4A]te [plaats 3] , vertegenwoordigd door [E] ,
[verzoekende partij sub 5A]te [plaats 5] , vertegenwoordigd door [F] ,
[verzoekende partij sub 6A]te [plaats 6] ), vertegenwoordigd door mr. M.E. Terhorst,
[ verzoekende partij sub 7A]te [plaats 7] , vertegenwoordigd door mr. B. Bos,
1.De procedure
- het verzoekschrift van 4 februari 2022, met producties;
- het aanvullende verzoekschrift van 7 februari 2022;
- de beschikking van 16 februari 2022 van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar , waarin die rechtbank zich onbevoegd heeft verklaard om van het verzoek kennis te nemen en de zaak in de stand waarin deze zich bevond heeft verwezen naar deze rechtbank;
- het aanvullende verzoekschrift van 29 april 2022;
- het verweerschrift, met producties;
- een e-mailbericht van 16 mei 2022 van de zijde van [verzoekende partij sub 1 c.s.] , met daarin een aantal verzoeken, en de reactie daarop van de zijde van de rechtbank van 17 mei 2022, inhoudende dat tijdens de mondelinge behandeling op de verzoeken zoals genoemd in 2. tot en met 4. zal worden beslist;
- een e-mailbericht van 18 mei 2022 van de zijde van [verzoekende partij sub 1 c.s.] , met daarin de onderzoeksvraag, overeenkomstig het aanvullende verzoekschrift van 29 april 2022.
- het verzoekschrift van 4 februari 2022, met producties;
- het aanvullende verzoekschrift van 7 februari 2022;
- de beschikking van 16 februari 2022 van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar , waarin die rechtbank zich onbevoegd heeft verklaard om van het verzoek kennis te nemen en de zaak in de stand waarin deze zich bevond heeft verwezen naar deze rechtbank;
- het aanvullende verzoekschrift van 29 april 2022;
- het verweerschrift, met producties;
- de door [verzoekende partij sub 1A c.s.] op 16 mei 2022 in het geding gebrachte machtigingen van de kantonrechter;
- een e-mailbericht van 16 mei 2022 van de zijde van [verzoekende partij sub 1A c.s.] , met daarin een aantal verzoeken, en de reactie daarop van de zijde van de rechtbank van 17 mei 2022, inhoudende dat tijdens de mondelinge behandeling op de verzoeken zoals genoemd in 2. tot en met 4. zal worden beslist;
- een e-mailbericht van 18 mei 2022 van de zijde van [verzoekende partij sub 1A c.s.] , met daarin de onderzoeksvraag, overeenkomstig het aanvullende verzoekschrift van 29 april 2022.
2.Het verzoek en het verweer
3.De beoordeling
feitenvoorhanden hebben betreffende het handelen van de Staat en de met hem verbonden personen. Zij hebben dan ook onvoldoende onderbouwd op welk te bewijzen feitencomplex het voorlopig getuigenverhoor nog betrekking zou moeten hebben. De publieke uitlatingen van [Professor] en [demissionair Minister] zijn hen zonder meer bekend en zij weten van de overige door hen genoemde getuigen al in belangrijke mate welke (wetenschappelijke) visie die deskundigen hebben met betrekking tot hetgeen verzoekers ten grondslag leggen aan de vorderingen in een eventuele procedure tegen de Staat, [demissionair Minister] en/of [Professor] . Een groot deel van de genoemde getuigen heeft deze visie namelijk al publiekelijk geuit en deze is via openbare bronnen te raadplegen. Verzoekers hebben in (de voetnoten in) hun verzoekschriften zelf ook naar die bronnen verwezen. Daar komt bij dat in de verzoekschriften een overzicht is opgenomen dat afkomstig is van [oud-huisarts] , de oud-huisarts en epidemioloog die verzoekers als getuige wensen te horen, en waaruit zijn visie op de stellingen van verzoekers reeds blijkt. Ten slotte heeft de Staat onbetwist naar voren gebracht dat de opvatting van [niet-praktiserend kinderarts] blijkt uit de website van haar organisatie, dat [hoogleraar] zijn opvattingen al heeft toegelicht in een radioprogramma, dat [psycholoog 1] over zijn visie heeft gepubliceerd en deze heeft toegelicht in een documentaire en dat de publieke uitlatingen van [demissionair Minister] en [Professor] , waarover verzoekers vragen willen stellen, hen feitelijk al bekend zijn. De persoonlijke visie van [demissionair Minister] en [Professor] over de ins en outs van de coronacrisis doet voor een eventuele vordering niet ter zake, zodat verzoekers bij vragen ter zake geen belang hebben. Een en ander betekent dat verzoekers de voor de in te stellen vorderingen relevante feiten en omstandigheden al kennen, althans dat zij deze op eenvoudige wijze uit openbare bronnen kunnen achterhalen. Een voorlopig getuigenverhoor is niet bedoeld om een bevestiging te krijgen van al bekende gegevens. Dat klemt te meer daar het hier met name gaat om het verzoek wetenschappers te mogen bevragen omtrent hun deskundigheid op verschillende wetenschappelijke terreinen. Daarvoor is een voorlopig getuigenverhoor überhaupt niet bedoeld. Daarbij wordt aangetekend dat een voorlopig getuigenverhoor evenmin bedoeld is om zeer algemene vragen over diverse onderwerpen aan een veelheid van getuigen/deskundigen voor te leggen, zonder dat voldoende duidelijk is dat de beantwoording van die vragen relevant kan zijn voor een in te stellen vordering. Dat zou feitelijk neerkomen op een fishing expedition, hetgeen strijdig is met het doel van het voorlopig getuigenverhoor.