ECLI:NL:RBDHA:2022:5693

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
NL22.2619
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielberoep

In deze zaak heeft verzoeker op 17 februari 2022 beroep ingesteld bij de Rechtbank Den Haag tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft op 3 maart 2022 een verweerschrift ingediend. Op 8 april 2022 heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd, waarna verzoeker het beroep heeft ingetrokken en verzocht om verweerder in de kosten van de procedure te veroordelen. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. Echter, de rechtbank stelt vast dat verzoeker verweerder bij brief van 3 februari 2022 in gebreke heeft gesteld, maar dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag prematuur is ingediend, omdat de termijn van twee weken nog niet was verstreken op het moment van indienen.

Hierdoor zou de rechtbank het beroep, indien het niet was ingetrokken, niet-ontvankelijk hebben verklaard. Dit betekent dat het verzoek van verzoeker om verweerder te veroordelen in de proceskosten niet voor inwilliging in aanmerking komt. De rechtbank heeft daarom het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.2619

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], verzoeker

v-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. J.M. Walls),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: D. Meier).

Procesverloop

Verzoeker heeft op 17 februari 2022 beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.
Verweerder heeft op 3 maart 2022 een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 8 april 2022 heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken en verzocht verweerder in de kosten van deze procedure te veroordelen.
Bij schrijven van 11 april 2022 en 2 mei 2022 heeft verweerder op dit verzoek gereageerd.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen of een van rechtswege verleende beschikking bekend te maken, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
3. De rechtbank stelt vast dat verzoeker verweerder bij brief van 3 februari 2022 ingebreke heeft gesteld. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag is door verzoeker ingediend op 17 februari 2022. Uit artikel 6:12, tweede lid, onder b van de Awb volgt dat een beroepschrift kan worden ingediend zodra twee weken zijn verstreken na de dag waarom het bestuursorgaan schriftelijk is medegedeeld dat het in gebreke is. Op 17 februari 2022 was deze termijn nog niet verstreken. Het beroep is daarom prematuur ingediend. De rechtbank zou het beroep daarom als het niet was ingetrokken, niet-ontvankelijk hebben moeten verklaren. Hieruit volgt dat het verzoek van verzoeker om verweerder te veroordelen in de proceskosten reeds hierom niet voor inwilliging in aanmerking komt.
4. De rechtbank zal het verzoek van verzoeker om verweerder te veroordelen in de proceskosten afwijzen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.