ECLI:NL:RBDHA:2022:5700
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag. Eiser, die een asielaanvraag had ingediend, heeft tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, dat op 22 juni 2021 werd genomen, wees de asielaanvraag van eiser af als ongegrond. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris op 25 mei 2022 meegedeeld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft op 8 juni 2022 bevestigd dat zij geen contact meer heeft kunnen krijgen met haar cliënt. De rechtbank overweegt dat, volgens vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State, als een vreemdeling die bescherming in Nederland heeft gevraagd zonder kennisgeving vertrekt, er in beginsel vanuit moet worden gegaan dat deze vreemdeling geen prijs meer stelt op de bescherming.
Gezien het feit dat eiser niet langer bereikbaar is en zijn gemachtigde geen contact meer heeft kunnen leggen, concludeert de rechtbank dat eiser geen belang meer heeft bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenverdeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.