ECLI:NL:RBDHA:2022:5700

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
NL21.10181
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag. Eiser, die een asielaanvraag had ingediend, heeft tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, dat op 22 juni 2021 werd genomen, wees de asielaanvraag van eiser af als ongegrond. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris op 25 mei 2022 meegedeeld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft op 8 juni 2022 bevestigd dat zij geen contact meer heeft kunnen krijgen met haar cliënt. De rechtbank overweegt dat, volgens vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State, als een vreemdeling die bescherming in Nederland heeft gevraagd zonder kennisgeving vertrekt, er in beginsel vanuit moet worden gegaan dat deze vreemdeling geen prijs meer stelt op de bescherming.

Gezien het feit dat eiser niet langer bereikbaar is en zijn gemachtigde geen contact meer heeft kunnen leggen, concludeert de rechtbank dat eiser geen belang meer heeft bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenverdeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.10181

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J. de Jong),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 22 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Bij bericht van 25 mei 2022 heeft verweerder laten weten dat eiser met onbekende bestemming (MOB) is vertrokken. Bij bericht van 8 juni 2022 heeft de gemachtigde van eiser desgevraagd meegedeeld dat zij recent geen contact meer heeft kunnen krijgen met haar cliënt.
2. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State [2] volgt dat indien een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd en met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel vanuit dient te worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact onderhoudt met zijn gemachtigde.
3. Gelet op het bericht van verweerder van 25 mei 2022 en nu de gemachtigde van eiser heeft laten weten dat zij geen contact meer heeft met eiser en niet weet waar hij momenteel verblijft, neemt de rechtbank aan dat eiser niet langer prijs stelt op asiel in Nederland, zodat hij geen belang meer heeft bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
4. Nu het procesbelang is te komen ontvallen, is het beroep niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenverdeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, het eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 september 2019 ( ECLI:NL:RVS:2019:579).