ECLI:NL:RBDHA:2022:5733

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juni 2022
Publicatiedatum
15 juni 2022
Zaaknummer
NL22.8146
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Libanese eiser wegens gebrek aan geloofwaardige bedreigingen en politieke overtuiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 juni 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Libanese man geboren in 1979, heeft op 15 september 2021 asiel aangevraagd in Nederland. Hij stelt dat hij bedreigd is vanwege een Facebookbericht van zijn echtgenote, waarin zij medewerkers van een kantoor noemde. Deze bedreigingen zouden afkomstig zijn van Jihad Baltasi, een medewerker van dat kantoor. Eiser vreest voor zijn leven bij terugkeer naar Libanon, zowel vanwege de bedreigingen door Jihad als vanwege zijn deelname aan demonstraties tegen de Libanese autoriteiten.

De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag van eiser op 2 mei 2022 afgewezen, omdat de bedreigingen niet geloofwaardig werden geacht. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 2 juni 2022 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig zijn, maar dat de bedreigingen niet serieus zijn. Eiser heeft vier maanden na de bedreigingen in Libanon gewoond zonder problemen, en zijn echtgenote en kinderen verblijven nog steeds zonder problemen in Libanon.

De rechtbank oordeelt verder dat de deelname van eiser aan demonstraties niet voldoende is om een fundamentele politieke overtuiging aan te nemen. De enkele deelname aan demonstraties, zonder dat er persoonlijke problemen zijn ondervonden, is onvoldoende om te concluderen dat eiser bij terugkeer gevaar loopt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.8146

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

v-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. N. Wouters),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. van Hoof).

ProcesverloopBij besluit van 2 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 2 juni 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen Al Othman. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1979 en de Libanese nationaliteit te hebben. Eiser heeft op 15 september 2021 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij is bedreigd naar aanleiding van een bericht dat zijn echtgenote op Facebook had geplaatst. In het bericht noemde eisers echtgenote de medewerkers van een kantoor
‘baltasi’, wat bende betekent. De nicht van eisers echtgenote dacht dat deze post gericht was tegen haar man Jihad Baltasi (hierna Jihad), tevens een medewerker van het kantoor waartegen het bericht zich richtte. Naar aanleiding van dit bericht is eiser via de telefoon van zijn echtgenote bedreigd. Eiser heeft vier maanden na de bedreigingen zijn land van herkomst verlaten. Eiser vreest bij terugkeer voor Jihad omdat hij behoort tot een belangrijke organisatie die onderdeel uitmaakt van de corrupte overheid. Eiser vreest daarnaast bij terugkeer voor de Libanese autoriteiten vanwege zijn deelname aan demonstraties in Libanon.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. [1] Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Verweerder heeft niet geloofwaardig geacht dat eiser met de dood wordt bedreigd vanwege een bericht dat zijn echtgenote op Facebook heeft geplaatst. Verweerder volgt dat er een discussie is ontstaan tussen de echtgenoten van eiser en Jihad, maar volgt niet dat eiser hierbij (serieus) is bedreigd. Eiser heeft tenslotte nog vier maanden in Libanon gewoond en gewerkt. Daarnaast verblijven zijn echtgenote en kinderen tot op heden nog zonder problemen in Libanon. Verweerder vindt verder geloofwaardig dat eiser aan verschillende demonstraties in Libanon heeft deelgenomen maar volgt niet dat ten aanzien van eiser sprake is van een fundamentele politieke overtuiging.
4. Eiser heeft daartegen aangevoerd dat verweerder ten onrechte niet geloofwaardig heeft gevonden dat hij is bedreigd met de dood door Jihad en dat hij daarom te vrezen heeft bij terugkeer. Eiser heeft ter onderbouwing de whatsappberichten en de fragmenten van de audioberichten met de bedreigingen, voorzien van vertaling, overgelegd. Hieruit valt duidelijk op te maken dat eiser met de dood is bedreigd en dat Jihad behoort tot een belangrijke organisatie. Verweerder heeft verder ten onrechte niet aangenomen dat ten aanzien van eiser sprake is van een fundamentele politieke overtuiging. Aan eisers deelname aan de demonstraties lag namelijk een politiek motief ten grondslag. Daarnaast hebben eiser en zijn echtgenote zich beide publiekelijk politiek geuit. Eiser loopt verder bij terugkeer gevaar voor de autoriteiten omdat er foto’s van eiser op social media zijn geplaatst, waarop zichtbaar is dat hij deelneemt aan een demonstratie.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Verweerder heeft niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser als gevolg van het bericht van zijn echtgenote bij terugkeer te vrezen heeft voor Jihad. In dat verband heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat het incident tussen eisers echtgenote en de echtgenote van Jihad slechts een eenmalige gebeurtenis betrof waarbij eiser indirect en eenmalig is bedreigd via de telefoon van zijn vrouw. Eiser heeft bovendien na het incident nog vier maanden zonder problemen in Libanon gewerkt en in zijn eigen woning verbleven. Eisers stelling dat hij moest werken om zijn vlucht uit Libanon te bekostigen doet niet af aan de omstandigheid dat hij na het incident geen problemen heeft ondervonden. Daarnaast verblijven eisers echtgenote en kinderen ook zonder problemen in Libanon. Deze omstandigheden duiden er niet op dat eiser bij terugkeer te vrezen heeft voor Jihad. Dat Jihad tot slot tot een belangrijke organisatie zou behoren heeft eiser niet onderbouwd. De enkele verwijzing naar het fragment van de bedreiging waarbij de echtgenote van Jihad zegt ‘
weet je niet tot wie hij behoort’is daarvoor onvoldoende.
6. Verder heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat eiser bij terugkeer niet te vrezen heeft voor de autoriteiten van Libanon omdat hij aan enkele demonstraties heeft deelgenomen. Verweerder heeft er daarbij terecht op gewezen dat eiser heeft verklaard dat hij geen persoonlijke problemen heeft ondervonden als gevolg van zijn deelname aan de demonstraties. Verweerder heeft daarbij kunnen overwegen dat niet valt in te zien dat de autoriteiten op de hoogte zijn van zijn deelname, omdat eiser zich nooit heeft hoeven identificeren tijdens een demonstratie. Eisers identiteit kan dan ook niet gekoppeld worden aan de foto’s van eiser op social media waarop zichtbaar is dat hij aan een demonstratie deelneemt. Eiser heeft bovendien ongeveer zeven maanden voor zijn vertrek uit Libanon voor het laatst gedemonstreerd. Niet gesteld of gebleken is dat eiser in die periode problemen heeft ondervonden van de zijde van de Libanese autoriteiten.
7. Verweerder heeft zich voorts niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de enkele deelname van eiser aan (massale) demonstraties onvoldoende is om een fundamentele politieke overtuiging aan te nemen. Dat er een politiek motief aan zijn deelname aan de demonstraties ten grondslag lag maakt nog niet dat sprake is van een fundamentele politieke overtuiging. Eisers stelling dat hij en zijn echtgenote zich beide publiekelijk hebben geuit tegen de overheid maakt eveneens niet dat verweerder uit had moeten gaan van een fundamentele politieke overtuiging. Uit eisers verklaringen blijkt dat zijn vrouw eenmaal een bericht heeft geplaatst op facebook. Dit bericht was bovendien niet gericht tegen de overheid, maar tegen een kantoor.
8. Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat eiser niet in aanmerking komt voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw. De aanvraag is terecht ongegrond verklaard.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr.S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).