ECLI:NL:RBDHA:2022:576
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verjaring van de bevoegdheid tot invordering van verbeurde dwangsommen in bestuursrechtelijke context
In de uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 7 januari 2022, in de zaak SGR 20/6539, heeft de rechtbank geoordeeld over de bevoegdheid tot invordering van verbeurde dwangsommen. Eiser, een inwoner van een niet gespecificeerde woonplaats, had beroep ingesteld tegen het besluit van het college van dijkgraaf en hoogheemraden van Rijnland, dat de verbeurde dwangsommen van in totaal € 8.118,75 had ingevorderd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dwangsommen zijn verbeurd tussen 28 oktober 2019 en 23 december 2019. Volgens artikel 5:35, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht verjaart de rechtsvordering tot betaling van een verbeurde dwangsom na een jaar. Aangezien er meer dan een jaar is verstreken sinds de laatste verbeurde dwangsom, heeft de rechtbank geoordeeld dat de bevoegdheid tot invordering is verjaard.
De rechtbank heeft het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen procesbelang meer was bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit. De rechtbank heeft bovendien bepaald dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 178,- dient te vergoeden, aangezien het vervallen van het procesbelang voor risico van verweerder komt. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.