ECLI:NL:RBDHA:2022:5774

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 mei 2022
Publicatiedatum
15 juni 2022
Zaaknummer
AWB 21/342
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een verblijfsdocument EU/EER op basis van een vermeende schijnrelatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Nigeriaanse eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsdocument EU/EER. De eiser had zijn aanvraag ingediend om bij zijn Litouwse partner te kunnen verblijven. De staatssecretaris had de aanvraag afgewezen op basis van de conclusie dat er sprake zou zijn van een schijnrelatie, waarbij eiser en zijn partner tijdens een hoorzitting tegenstrijdige verklaringen zouden hebben afgelegd. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van eiser tegen het bestreden besluit van de staatssecretaris, waarin het bezwaar van eiser ongegrond was verklaard.

Tijdens de zitting op 22 april 2022 waren zowel eiser als zijn partner aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigde. De rechtbank heeft de verklaringen van eiser en zijn partner zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom er sprake zou zijn van een schijnrelatie. De rechtbank oordeelde dat de meerderheid van de tegenstrijdigheden in de verklaringen van eiser en zijn partner betrekking hadden op niet-essentiële details en dat er voldoende bewijs was voor de echtheid van hun relatie, waaronder medische documenten die de zwangerschap van de partner bevestigden.

De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om binnen twee maanden een nieuw besluit te nemen. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de bewijsstukken en de noodzaak voor de staatssecretaris om een eerlijke en transparante procedure te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/342

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 mei 2022 in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A.G. Kleijweg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 31 augustus 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot afgifte van een verblijfsdocument EU/EER [1] afgewezen.
Bij besluit van 8 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld
.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 22 april 2022 op zitting behandeld. Eiser en referente waren aanwezig, bijgestaan door de gemachtigde van eiser. Ook waren als tolken aanwezig N. Epstein (voor referente) en A. Keijzer (voor eiser). Verweerder was, met voorafgaand bericht, niet aanwezig.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft de Nigeriaanse nationaliteit. Hij wil verblijf bij zijn gestelde partner, [referente] (referente), die de Litouwse nationaliteit heeft. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen. Volgens verweerder is sprake van een schijnrelatie tussen eiser en referente. Eiser en referente zouden namelijk tijdens het afgenomen gehoor op meerdere essentiële punten tegenstrijdig, vaag en ongeloofwaardig hebben verklaard. De overgelegde stukken en verklaringen wegen volgens verweerder niet op tegen de tegenstijdige en vreemde verklaringen die eiser en referente bij de hoorzitting hebben afgelegd. Ook acht verweerder van belang dat eiser in het verleden – in zijn asielprocedure – heeft gelogen over zijn geaardheid, geboortejaar en over het punt dat hij analfabeet zou zijn.

Wat vindt eiser in beroep?

2. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit, omdat wel degelijk sprake is van een echte relatie. Hij is inmiddels ook getrouwd met referente. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte alleen op basis van een paar verschillende verklaringen heeft geconcludeerd dat sprake is van een schijnrelatie. De bewijslast ligt in deze zaak bij verweerder, maar die heeft ten onrechte de bewijsstukken onvoldoende meegenomen in de beoordeling. Eiser wijst er in dit kader ook op dat hij in bezwaar ten onrechte niet is gehoord en dat verweerder ten onrechte geen nader onderzoek heeft gedaan naar de relatie. Eiser beroept zich hierbij op het verdedigingsbeginsel en betoogt dat geen sprake is van een eerlijk proces. Hij doet ook een beroep op artikel 6 en 8 van het EVRM [2] . Tot slot voert eiser aan dat ten onrechte een inreisverbod is opgelegd. Het inreisverbod maakt inbreuk op het nuttig en actueel effect van het Unierecht.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. De rechtbank is met verweerder eens dat eiser en referente op sommige punten tegenstrijdig hebben verklaard. In het bijzonder ondersteunen de volgende tegenstrijdige verklaringen de conclusie van verweerder dat sprake is van een schijnrelatie. Zo hebben eiser en referente tegenstrijdig verklaard over het samenwonen, de verhuizing en een paar punten die zien op de miskraam van referente. Eiser verklaarde enerzijds dat referente voorstelde om te gaan samenwonen, terwijl referente juist verklaarde dat het eisers idee was. Als referente geconfronteerd wordt met eisers verklaring, houdt zij vol dat het eiser was die voorstelde om samen te gaan wonen. Ook heeft verweerder eiser mogen tegenwerpen dat hij niet eenduidig heeft verklaard over de verhuizing. Zo stelt eiser enerzijds dat hij heeft geholpen om de spullen van referente naar boven te brengen, maar kan hij geen antwoord geven op de vraag hoeveel tassen referente meebracht bij de verhuizing. Ten aanzien van de miskraam heeft verweerder het vreemd mogen vinden dat eiser niet kan vertellen hoe lang referente al zwanger was toen zij de miskraam kreeg. Ook weet eiser niet hoeveel tijd er tussen de zwangerschapstest en het bezoek aan de huisarts zat.
3.1
De rechtbank is echter van oordeel dat aan de meerderheid van de tegenstrijdig of vreemd bevonden passages een zeer beperkte betekenis toekomt. Het gaat de rechtbank hierbij met name om de context waarin bepaalde verklaringen gelezen moeten worden, de vraagstelling van verweerder op bepaalde momenten en de interpretatie die verweerder heeft gegeven aan bepaalde antwoorden. Zo werpt verweerder bijvoorbeeld tegen dat eiser en referente tegenstrijdig hebben verklaard over de begindatum van hun relatie. De rechtbank volgt verweerder daar niet zonder meer in, nu uit het verslag van de hoorzitting blijkt dat eiser en referente zijn gevraagd wanneer zij zelf het gevoel hadden dat sprake was van een liefdesrelatie. Los van het feit dat dit per persoon kan verschillen, en niet-overeenkomende antwoorden dus niet tegenstrijdig hoeven te zijn, volgt uit het verslag ook niet dat eiser en referente dit onderling duidelijk hebben uitgesproken naar elkaar.
3.2
De rechtbank acht het verder van groot belang dat eiser en referente op de meeste essentiële onderdelen hetzelfde hebben verklaard en dat de meerderheid van de verklaringen die verweerder tegenwerpt, ziet op details en niet-essentiële onderdelen van de gestelde relatie. Ter illustratie geeft de rechtbank een aantal voorbeelden. Verweerder werpt tegen dat eiser en referente tegenstrijdig hebben verklaard over hun eerste ontmoeting. Alhoewel zij inderdaad niet hetzelfde antwoord gaven op de vraag of het eerste gesprek binnen of buiten bij het uitzendbureau heeft plaatsgevonden, hebben zij voor het overige en over de kern van de eerste ontmoeting wel degelijk hetzelfde verklaard. Zo verklaarden zij hetzelfde over de datum en het moment van de ontmoeting, waar het gesprek over ging en wie het gesprek begon. Verder werpt verweerder bijvoorbeeld tegen dat de een verklaarde dat zij tijdens de verjaardag van referente rijst met kip aten, terwijl de ander verklaarde dat dit rijst met vis was. Ook wordt tegengeworpen dat er volgens de een wit vinyl in het huis ligt en volgens de ander wit laminaat. Gelet op de details van dergelijke verschillen en op de omstandigheid dat er op dat detailniveau ook een verschil kan ontstaan vanwege het tolken (de tolk heeft hierover nog een toelichting gegeven tijdens de zitting), maakt dat aan dergelijke geconstateerde tegenstrijdigheden of vaagheden zeer beperkte waarde toekomt.
3.3
De rechtbank wijst er verder op dat alleen referente tijdens het gehoor is geconfronteerd met eventuele tegenstrijdigheden. Omdat eiser als eerste werd gehoord, is hem tijdens het gehoor niet de mogelijkheid geboden om te reageren op eventuele tegenstrijdigheden. Eiser heeft dit later schriftelijk nog wel gedaan. Verweerder heeft aan die reactie weinig waarde gehecht, omdat dit schriftelijke stuk later is ingediend en eiser dit dus met referente kon afstemmen. Verweerder heeft hierbij onvoldoende betrokken dat het later indienen van een schriftelijke reactie ook de enige optie was voor eiser om nog te reageren op de geconstateerde tegenstrijdigheden. De rechtbank wijst er in dit kader ook op dat eiser en referente in de bezwaarfase niet zijn gehoord en dat dit bij uitstek de gelegenheid was voor verweerder om door te vragen op de geconstateerde tegenstrijdigheden en om meer uitleg te verkrijgen.
3.4
Eiser en referente hebben verder verklaringen van buurtgenoten overgelegd ter onderbouwing van de gestelde relatie. De rechtbank volgt verweerder in beginsel in zijn standpunt dat deze summier van aard zijn en niet objectief. Wel kunnen zij dienen als steunbewijs voor meer objectief bewijsmateriaal. Zulk objectief bewijsmateriaal heeft eiser ook overgelegd. Zo zijn er medische stukken overgelegd waaruit blijkt dat referente zwanger was en een miskraam heeft gehad. Ook zijn er stukken overgelegd die onderbouwen dat eiser en referente naar buiten toe hetzelfde adres voeren. Verweerder heeft niet kenbaar betwist dat eiser en referente op hetzelfde adres wonen. Aan de voorgaande stukken komt, zeker in samenhang bezien, wel betekenis toe.
3.5
De hierboven genoemde tegenstrijdigheden moeten worden bekeken in combinatie met wat door eiser is aangevoerd en gewogen tegen het door hem aangevoerde bewijsmateriaal. De rechtbank komt in dit specifieke geval dan tot de conclusie dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom – tegen de achtergrond van de niet bestreden miskraam – het door eiser ingebrachte bewijsmateriaal niet zwaarder weegt. Hoewel van belang, is de omstandigheid dat eiser in het verleden in zijn asielprocedure heeft gelogen hiertoe onvoldoende. De rechtbank concludeert dan ook dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat sprake is van een schijnrelatie.
Wat is de conclusie?
4. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van twee maanden.
5. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,-, en een wegingsfactor 1). Indien aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandsverlener.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op om binnen twee maanden na de datum van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.