ECLI:NL:RBDHA:2022:578

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 januari 2022
Publicatiedatum
31 januari 2022
Zaaknummer
SGR 20/7035
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van arbeidsongeschiktheidsuitkering en de toepassing van artikel 39a WAO

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. L.A.M. van der Geld, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door A. Arabkhani. De zaak betreft de herziening van een WAO-uitkering van de eiser, die zich had gemeld wegens toegenomen arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, omdat de melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid niet binnen de wettelijk vereiste termijn viel. De rechtbank oordeelde dat de laatste herziening van de WAO-uitkering van eiser had plaatsgevonden op 2 augustus 2010, en dat de ziekmelding van 13 mei 2020 buiten de vijfjaarstermijn viel zoals bedoeld in artikel 39a van de WAO. Eiser had aangevoerd dat zijn eerdere meldingen van verslechtering van zijn gezondheid als herzieningen moesten worden beschouwd, maar de rechtbank volgde deze redenering niet. De rechtbank concludeerde dat de wet geen ruimte biedt voor de interpretatie dat een melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid als herziening kan worden aangemerkt, en dat eiser zelf verantwoordelijk was voor het niet op de hoogte zijn van de termijn. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit op goede gronden berustte en dat de beroepsgronden van eiser geen doel troffen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/7035

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 januari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. L.A.M. van der Geld),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: A. Arabkhani).

Procesverloop

Met het besluit van 27 mei 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat de uitkering die eiser ontvangt op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) niet wijzigt.
Met het besluit van 28 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 5 januari 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Met het besluit van 28 mei 2004 is aan eiser een WAO-uitkering toegekend per 29 februari 2004, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Met het besluit van 1 juni 2010 is de WAO-uitkering van eiser met ingang van 2 augustus 2010 gewijzigd en wordt eiser per die datum voor 15 tot 25% arbeidsongeschikt geacht. Eiser heeft zich begin 2014 toegenomen arbeidsongeschikt gemeld. Met het besluit van 25 maart 2014 heeft verweerder zijn WAO-uitkering ongewijzigd voortgezet. Eiser heeft zich op 13 mei 2020 vanuit de Werkloosheidswet ziek gemeld.
2. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat eiser geen recht heeft op wijziging van zijn WAO-uitkering, omdat hij de wachttijd van 104 weken nog niet heeft doorlopen. De laatste herziening van eisers WAO-uitkering heeft namelijk plaatsgevonden per 2 augustus 2010. De termijn van vijf jaren, zoals bedoeld in artikel 39a WAO, eindigt daarom op 1 augustus 2015. Omdat de uitval van eiser per 13 mei 2020 niet is gelegen binnen de periode van vijf jaar na herziening van zijn uitkering, kan zijn WAO-uitkering niet worden gewijzigd.
3.1
Eiser voert aan dat hij in maart 2014 bij verweerder heeft aangegeven dat zijn gezondheid is verslechterd, welke datum is gelegen vóór 1 augustus 2015. De uitkering is toen weliswaar gelijk gebleven, maar de melding van eiser moet op één lijn worden gesteld met een herziening en deze melding is binnen de termijn van vijf jaar doorgegeven aan verweerder. In mei 2019 heeft eiser nogmaals een verslechtering van zijn gezondheid gemeld bij verweerder en tussen maart 2014 en mei 2019 zit slechts vijf jaar en twee maanden. Eiser was niet op de hoogte van de termijn van vijf jaar, daarom vindt hij het onredelijk dat zijn huidige melding als te laat wordt bestempeld. Voorts voert eiser aan dat in het bestreden besluit is vermeld dat het besluit onder andere is gegrond op artikel 43a van de WAO. Er wordt echter niet toegelicht waarom dit artikel van toepassing zou zijn, want eisers WAO-uitkering is niet ingetrokken. Het bestreden besluit is daarom onvoldoende gemotiveerd.
3.2
De grond dat de ziekmelding uit een andere oorzaak voortkomt heeft eiser ter zitting ingetrokken.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4.1
Artikel 37, eerste lid, van de WAO bepaalt dat ter zake van toeneming van arbeidsongeschiktheid herziening van een arbeidsongeschiktheidsuitkering, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 45%, onverminderd de artikelen 39 en 39a van de WAO, plaatsvindt zodra de toegenomen arbeidsongeschiktheid onafgebroken 104 weken heeft geduurd.
Artikel 39a, eerste lid, van de WAO bepaalt dat ter zake van toeneming van de arbeidsongeschiktheid die intreedt binnen vijf jaar na de datum van toekenning of herziening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering en die voortkomt uit dezelfde oorzaak als de arbeidsongeschiktheid ter zake waarvan uitkering wordt genoten, vindt herziening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering steeds plaats, zodra de toegenomen arbeidsongeschiktheid onafgebroken vier weken heeft geduurd.
4.2
In het standpunt van eiser dat in het bestreden besluit ten onrechte artikel 43a van de WAO is genoemd en dat niet wordt toegelicht waarom dit artikel van toepassing zou zijn, ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank acht het vermelden van artikel 43a van de WAO een kennelijke verschrijving van verweerder.
4.3
De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit ziet op de ziekmelding van eiser per 13 mei 2020. De rechtbank stelt ook vast dat de WAO-uitkering van eiser voor het laatst is herzien met ingang van 2 augustus 2010. De rechtbank kan eiser niet volgen in zijn betoog dat een melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid mede begrepen moet worden onder de herziening, die in artikel 39a van de WAO wordt vermeld als voorwaarde om van een verkorte wachttijd van vier weken uit te gaan. Daartoe laat de letter van de wet geen ruimte en er is ook geen andere rechtsregel uit rechtspraak die daartoe aanleiding geeft. Dit betekent dat de herziening waarvan moet worden uitgegaan bij de beoordeling van de claim van eiser die van 2 augustus 2010 is. Gelet daarop valt de ziekmelding van eiser per 13 mei 2020 ruim buiten de vijfjaarstermijn als genoemd in artikel 39a van de WAO. Dat eiser niet op de hoogte was van de vijfjaarstermijn komt voor zijn eigen risico.
4.4
Het voorgaande betekent dat het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden berust. De beroepsgronden treffen geen doel.
5. Het beroep is daarom ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A.J. Overdijk, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.