ECLI:NL:RBDHA:2022:5796
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning op basis van familie- of gezinsleven en beoordeling van duurzame relatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juni 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Algerijnse nationaliteit, had een verblijfsvergunning aangevraagd om bij zijn referente in Nederland te verblijven, maar deze aanvraag werd afgewezen omdat er geen duurzame en exclusieve relatie zou zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de door eiser ingediende bewijsstukken, waaronder foto's en verklaringen van derden, onvoldoende waren om de gestelde relatie te onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat er geen beschermenswaardig familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) aanwezig was, omdat de relatie niet als duurzaam en exclusief kon worden aangemerkt.
De rechtbank heeft ook de belangenafweging van verweerder beoordeeld en geconcludeerd dat het belang van de Nederlandse staat zwaarder weegt dan het belang van eiser bij het uitoefenen van zijn gezinsleven in Nederland. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet ten onrechte had afgezien van een hoorzitting, omdat er geen redelijke twijfel bestond dat het bezwaar van eiser niet zou leiden tot een andersluidend besluit. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.