ECLI:NL:RBDHA:2022:5803

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juni 2022
Publicatiedatum
16 juni 2022
Zaaknummer
NL21.13410
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit tot vaststelling van geen rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 3 juni 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen eiser, een Poolse gemeenschapsonderdaan, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris waarin was vastgesteld dat hij geen rechtmatig verblijf had op grond van het Unierecht. De staatssecretaris had dit besluit genomen op basis van een voorstel van de politie, waarbij werd gesteld dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor rechtmatig verblijf, omdat hij geen arbeid verrichtte, niet studeerde en niet had aangetoond dat hij over voldoende middelen van bestaan beschikte.

Tijdens de zitting heeft eiser aangevoerd dat hij wel degelijk een reële kans op arbeid heeft en dat hij in het verleden betaalde arbeid heeft verricht. Hij voegde daaraan toe dat hij momenteel zwerfafval opruimt tegen een financiële vergoeding. Eiser betoogde verder dat hij geen beroep doet op publieke middelen en dat hij zijn dochter in Polen beter kan ondersteunen vanuit Nederland. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser zijn stellingen niet voldoende heeft onderbouwd en dat de staatssecretaris terecht heeft vastgesteld dat eiser niet heeft aangetoond rechtmatig verblijf te hebben.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en partijen gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan. De uitspraak is gedaan door rechter M.D. Gunster, in aanwezigheid van griffier J.F.A. Bleichrodt, en is openbaar gemaakt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.13410
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juni 2022 in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.M.V. Bandhoe),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum).

Procesverloop

Bij besluit van 3 februari 2021 (primaire besluit) heeft verweerder vastgesteld dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft op grond van het Unierecht.
Bij besluit van 21 juli 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 3 juni 2022 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Poolse nationaliteit. Verweerder heeft, op voorstel van de politie, vastgesteld dat eiser geen rechtmatig verblijf (meer) heeft als gemeenschapsonderdaan. Volgens verweerder voldoet eiser niet aan de voorwaarden voor rechtmatig verblijf. Eiser verricht namelijk geen arbeid in loondienst of als zelfstandige. Ook studeert eiser niet in Nederland en is niet gebleken dat hij zich als werkzoekende bij het UWV [1] heeft ingeschreven of dat hij over voldoende middelen van bestaan beschikt. Verder heeft eiser niet bewezen dat hij naar werk zoekt en een reële kans op werk heeft. Verweerder heeft in het kader van de verwijderingsmaatregel een belangenafweging gemaakt. Deze valt in het nadeel van eiser uit.
2. Eiser voert aan dat hij wel degelijk een reële kans op arbeid heeft. Hij heeft in het verleden betaalde arbeid verricht via een uitzendbureau en ruimt momenteel tegen een financiële vergoeding zwerfafval op. Dat doet hij sinds juni 2020 op dagelijkse basis. Verder voert eiser aan dat de belangenafweging in zijn voordeel had moeten uitvallen. Van belang is dat hij geen beroep heeft gedaan op de publieke middelen en dat hij in zijn eigen levensonderhoud kan voorzien. Ook heeft hij de zorg over zijn dochter in Polen, die hij beter kan ondersteunen vanuit Nederland vanwege de gunstigere economische omstandigheden hier.
3. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet heeft aangetoond dat hij rechtmatig verblijf heeft als gemeenschapsonderdaan. Eiser heeft gesteld dat hij momenteel werkt en kans heeft op werk, maar hij heeft beide stellingen niet onderbouwd.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
6. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.