ECLI:NL:RBDHA:2022:5840

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juni 2022
Publicatiedatum
17 juni 2022
Zaaknummer
NL21.18607
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvragen van eisers die met onbekende bestemming zijn vertrokken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juni 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvragen van meerdere eisers. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de asielaanvragen van de eisers bij afzonderlijke besluiten van 23 november 2021 afgewezen, waarbij deze aanvragen als kennelijk ongegrond werden aangemerkt. De eisers, waaronder een moeder met haar minderjarige kinderen, hebben tegen deze besluiten beroep ingesteld. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank heeft allereerst ambtshalve beoordeeld of er sprake was van procesbelang in deze zaken. De staatssecretaris heeft de rechtbank op 3 en 7 december 2021 geïnformeerd dat eiser 1 en eiser 3 met onbekende bestemming zijn vertrokken. De gemachtigde van de eisers heeft op 17 januari en 2 februari 2022 laten weten dat hij geen contact meer kon leggen met de eisers en niet kon meedelen waar zij verbleven. De rechtbank overweegt dat wanneer een vreemdeling in Nederland bescherming heeft gevraagd en met onbekende bestemming is vertrokken, er in beginsel van moet worden uitgegaan dat hij geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming.

Aangezien de eisers met onbekende bestemming zijn vertrokken en geen contact meer onderhouden met hun gemachtigde, concludeert de rechtbank dat zij niet langer prijs stellen op asielrechtelijke bescherming in Nederland. Hierdoor hebben zij geen belang meer bij de inhoudelijke beoordeling van hun beroepen. De rechtbank heeft de beroepen dan ook niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en de eisers zijn geïnformeerd over hun mogelijkheden om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.18607, NL21.18609, NL21.18611 en NL21.18613
v-nummers: [nummer1] , [nummer3] , [nummer2] , [nummer4] , [nummer5] , [nummer6] en [nummer7]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam4] , eiser 1

[naam1], mede namens haar minderjarige kinderen [naam5], [naam6] en [naam7], eiseres,
[naam2] ,eiser 2,
[naam3], eiser 3,
tezamen: eisers
(gemachtigde: mr. E.J.L. van de Glind),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluiten van 23 november 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers bij afzonderlijke beschikkingen afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De rechtbank ziet zich allereerst voor de - ambtshalve te beoordelen - vraag gesteld of in deze zaken sprake is van procesbelang.
2. Verweerder heeft de rechtbank op respectievelijk 3 december 2021 en 7 december 2021 laten weten dat eiser 1 en eiser 3 met onbekende bestemming (MOB) zijn vertrokken. Desgevraagd heeft de gemachtigde van eisers bij berichten van 17 januari en 2 februari 2022 laten weten dat hij geen contact meer kon leggen met eisers en dat hij niet kan meedelen waar eisers verblijven.
3. Indien een vreemdeling in Nederland bescherming heeft gevraagd en met onbekende bestemming is vertrokken, zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, moet er in beginsel van uit worden gegaan dat hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij nog steeds contact onderhoudt met zijn gemachtigde. [1]
4. Nu eisers met onbekende bestemming zijn vertrokken en geen contact meer onderhouden met hun gemachtigde, moet ervan uit worden gegaan dat eisers niet langer prijs stellen op asielrechtelijke bescherming in Nederland, zodat zij geen belang meer hebben bij de inhoudelijke beoordeling van deze beroepen.
5. De beroepen zijn niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zie hiervoor ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.