ECLI:NL:RBDHA:2022:5841

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juni 2022
Publicatiedatum
17 juni 2022
Zaaknummer
NL21.18608
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van asielaanvragen en verzoeken om voorlopige voorzieningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juni 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van asielaanvragen van meerdere verzoekers. De verzoekers, waaronder [naam1] en [naam2] met haar minderjarige kinderen, hebben beroep ingesteld tegen de besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die hun asielaanvragen op 23 november 2021 als kennelijk ongegrond had afgewezen. De rechtbank heeft de verzoekers ook verzocht om voorlopige voorzieningen te treffen, welke verzoeken zijn ingediend bij de voorzieningenrechter.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting. In een eerdere uitspraak op dezelfde dag, met de zaaknummers NL21.18607, NL21.18609, NL21.18611 en NL21.18613, heeft de rechtbank al uitspraak gedaan op de beroepen van de verzoekers. Gezien deze eerdere uitspraak heeft de voorzieningenrechter de verzoeken om voorlopige voorzieningen afgewezen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

De beslissing van de rechtbank houdt in dat de verzoeken om een voorlopige voorziening worden afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.18608, NL21.18610, NL21.18612, NL21.18614
v-nummers: [nummer1], [nummer2], [nummer3], [nummer4], [nummer5], [nummer6] en [nummer7]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam1], verzoeker 1,

[naam2], mede namens haar minderjarige kinderen [naam5], [naam6] en [naam7], verzoekster,
[naam3],verzoeker 2,
[naam4], verzoeker 3,
Tezamen: verzoekers,
(gemachtigde: mr. E.J.L. van de Glind),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluiten van 23 november 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van verzoekers bij afzonderlijke beschikkingen afgewezen als kennelijk ongegrond.
Verzoekers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Zij hebben verder de voorzieningenrechter verzocht om voorlopige voorzieningen te treffen.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummers NL21.18607, NL21.18609, NL21.18611 en NL21.18613, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op de beroepen. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om die reden af.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.