Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam1], verzoeker 1,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juni 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van asielaanvragen van meerdere verzoekers. De verzoekers, waaronder [naam1] en [naam2] met haar minderjarige kinderen, hebben beroep ingesteld tegen de besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die hun asielaanvragen op 23 november 2021 als kennelijk ongegrond had afgewezen. De rechtbank heeft de verzoekers ook verzocht om voorlopige voorzieningen te treffen, welke verzoeken zijn ingediend bij de voorzieningenrechter.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting. In een eerdere uitspraak op dezelfde dag, met de zaaknummers NL21.18607, NL21.18609, NL21.18611 en NL21.18613, heeft de rechtbank al uitspraak gedaan op de beroepen van de verzoekers. Gezien deze eerdere uitspraak heeft de voorzieningenrechter de verzoeken om voorlopige voorzieningen afgewezen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De beslissing van de rechtbank houdt in dat de verzoeken om een voorlopige voorziening worden afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.