Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juni 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De eiser, die zowel de Syrische als de Libanese nationaliteit bezit, heeft tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit beroep werd tevens aangemerkt als een verzoek om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen hebben ingestemd met het achterwege laten van een zitting.
De rechtbank heeft in haar overwegingen geconstateerd dat de eiser aanvoert dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is, omdat de vereiste machtiging voor binnentreding en het proces-verbaal ontbraken. Echter, op 7 juni 2022 zijn deze documenten alsnog aan het dossier toegevoegd, waardoor de beroepsgrond van eiser niet slaagde. Eiser voerde ook aan dat de piketcentrale niet tijdig was verwittigd, maar de rechtbank oordeelde dat de juiste melding op 30 mei 2022 was gedaan.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de gronden voor de maatregel van bewaring, die door verweerder zijn aangevoerd, niet door eiser zijn betwist. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was, omdat er een risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser had ook geen recht op een lichter middel, aangezien hij eerder had verklaard niet terug te willen keren naar Libanon.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.