ECLI:NL:RBDHA:2022:5995

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2022
Publicatiedatum
22 juni 2022
Zaaknummer
C/09/629915 / FA RK 22-3321
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de voortzetting van een crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 mei 2022 uitspraak gedaan over het verzoek van de officier van justitie tot voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1992, die op dat moment in een accommodatie verbleef. De crisismaatregel was eerder opgelegd op 25 mei 2022. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het verzoekschrift van de officier van justitie, waarbij verschillende bijlagen waren gevoegd, waaronder een medische verklaring van een psychiater en een afschrift van de beschikking van de burgemeester. Tijdens de zitting zijn de betrokkene, zijn advocaat en een psychiater gehoord.

De betrokkene heeft aangegeven problemen te ondervinden door het gebruik van lachgas en dat hij geadviseerd was naar de kliniek te komen. Zijn advocaat heeft betoogd dat er geen sprake is van een psychische stoornis in de zin van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), en dat het verzoek om voortzetting van de crisismaatregel om die reden moet worden afgewezen. De psychiater heeft verklaard dat de betrokkene aanvankelijk vrijwillig was opgenomen, maar gedwongen was opgenomen vanwege agressie-incidenten. De psychiater kon echter niet duidelijk maken waarom de lachgasverslaving als een stoornis in de zin van de Wvggz moest worden aangemerkt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er bij de betrokkene sprake is van een laag verstandelijke beperking, agressieproblematiek en een verslaving aan lachgas. Echter, de rechtbank oordeelt dat niet elke verslaving onder de reikwijdte van de Wvggz valt. Er moet sprake zijn van een psychische stoornis van zodanige ernst dat het gedrag van de betrokkene niet kan worden toegerekend. De rechtbank concludeert dat er geen bewijs is dat de lachgasverslaving van de betrokkene van zodanige ernst is dat deze als een psychische stoornis kan worden aangemerkt. Daarom wordt het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/629915 / FA RK 22-3321
Datum beschikking: 30 mei 2022

Afwijzing machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel

Beschikkingnaar aanleiding van het op 27 mei 2022 door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de man]

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats] ,
advocaat: mr. G.L.A.M. van Doveren te Rijen.

Procesverloop

Bij verzoekschrift heeft de officier van justitie verzocht om voortzetting van de op
25 mei 2022 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een afschrift van de beschikking van de burgemeester van de gemeente
’s-Gravenhage tot het nemen van de crisismaatregel;
- een op 25 mei 2022 ondertekende medische verklaring van [psychiater 1] die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij zijn behandeling betrokken was;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie;
- een afschrift van de politiemutaties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 30 mei 2022.
Ter zitting zijn de volgende personen door de rechtbank gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- de [psychiater 2] ;
- de [verpleegkundig specialist] .
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet gehoord.

Standpunten ter zitting

Betrokkene heeft naar voren gebracht dat hij problemen had door het gebruik van lachgas en dat hem geadviseerd werd naar de kliniek te komen.
De advocaat heeft aangevoerd dat er geen sprake is van een psychische stoornis in de zin van de Wvggz, zodat het verzoek reeds om die reden moet worden afgewezen. Er is ook geen nadeel voortvloeiend uit een stoornis. Namens betrokkene wordt dan ook verzocht het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel af te wijzen.
De psychiater heeft naar voren gebracht dat betrokkene in eerste instantie vrijwillig was opgenomen. Vanwege agressie-incidenten op de afdeling is betrokkene gedwongen opgenomen. Betrokkene verblijft op dit moment in de isoleerruimte. Het is niet duidelijk wat er aan de hand is. Er wordt bij betrokkene geen psychose, manie of depressie gezien. Betrokkene is bij een auto ongeval betrokken geraakt waarbij zijn ex-vrouw ernstig gewond is geraakt. Naar het oordeel van de psychiater valt een (lachgas)verslaving onder de reikwijdte van de Wvggz.

Beoordeling

Uit het behandelde ter zitting en de stukken is gebleken dat er bij betrokkene sprake is van een laag verstandelijke beperking, agressieproblematiek en een verslaving aan gebruik van lachgas. De psychiater heeft desgevraagd ter zitting niet nader kunnen motiveren op grond waarvan hij van oordeel is dat de gestelde lachgasverslaving in het geval van betrokkene als een stoornis in de zin van de Wvggz kan worden aangemerkt, anders dan dat dit volgens hem zo is.
De rechtbank overweegt dat blijkens geldende jurisprudentie niet elke verslaving onder de reikwijdte van de Wvggz valt.
De Hoge Raad heeft recent op 8 april 2022 (ECLI: NL: HR:2022:559) overwogen dat uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat de wetgever met betrekking tot verslaving aan middelen als alcohol en drugs niet beoogd heeft het toepassingsbereik van de Wvggz uit te breiden ten opzichte van dat van de op 31 december 2019 vervallen Wet Bopz. De Hoge Raad overweegt dat “
(…) moet worden aangenomen dat verslaving aan middelen als alcohol en drugs op zichzelf niet tot toepassing van de Wvggz kan leiden. Er moet om tot toepassing van de Wvggz te komen sprake zijn van een psychische stoornis van zodanige ernst dat het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen daardoor zo ingrijpend worden beïnvloed dat de betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend, omdat de stoornis de gevaarvolle daden van de betrokkene overwegend beheerst. Deze psychische stoornis kan voortvloeien uit of samenhangen met de verslaving aan middelen. Het kan ook gaan om een van de verslaving losstaande psychische stoornis van andere aard.
De rechtbank constateert dat bij beschikking van 20 april 2021 de voortzetting van de crisismaatregel van betrokkene door de rechtbank is afgewezen wegens het ontbreken van een psychische stoornis nu de stoornis lag in het lachgasgebruik van betrokkene.
Door de psychiater is ter zitting niet nader gemotiveerd waaruit kan worden opgemaakt dat de lachgasverslaving van betrokkene (inmiddels) van zodanige ernst is dat het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen van betrokkene daardoor zo ingrijpend worden beïnvloed dat de betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend omdat de stoornis de gevaarvolle daden van de betrokkene overwegend beheerst. De rechtbank heeft dit evenmin uit de medische verklaring kunnen opmaken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat er sprake is van een psychische stoornis als bedoeld in de wet Wvggz zodat niet is voldaan aan de wettelijke criteria voor de voortzetting van de crisismaatregel.
Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.M. van der Kleijn, rechter, bijgestaan door
M.L. Regales als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 30 mei 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 14 juni 2022.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.