Uitspraak
[schuldenaar],
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Verloop van de procedure
- [verzoeker] met zijn gemachtigde;
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 januari 2022 uitspraak gedaan in het kader van de schuldsaneringsregeling van de schuldenaar, hierna aangeduid als [schuldenaar]. De rechtbank heeft het verzoek van de verzoeker, hierna aangeduid als [verzoeker], tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling afgewezen. De schuldenaar was op 18 december 2018 toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling, waarbij mr. R.G.C. Veneman was benoemd tot rechter-commissaris en P. Adam als bewindvoerder fungeerde. De verzoeker stelde dat de schuldenaar zijn schuldeisers benadeelde door vermogen te verzwijgen, specifiek met betrekking tot onroerend goed in Turkije. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar niet aan zijn informatieplicht heeft voldaan, maar dat dit niet toerekenbaar was in de zin dat het niet leidde tot tussentijdse beëindiging van de regeling. De rechtbank overwoog dat de schuldenaar gedurende de regeling zijn verplichtingen is nagekomen en dat er geen bewijs was dat hij opzettelijk informatie had verzwegen. De rechtbank heeft besloten dat de schuldenaar in aanmerking komt voor een schone lei, maar dat deze pas van toepassing zal zijn na verkoop van alle onder de schuldsaneringsregeling vallende vermogensonderdelen. De beslissing van de rechtbank omvatte ook de vaststelling van de vergoeding voor de bewindvoerder en het vastrecht.