ECLI:NL:RBDHA:2022:601

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2022
Publicatiedatum
1 februari 2022
Zaaknummer
R.09/18/430
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling en toewijzing van de schone lei

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 januari 2022 uitspraak gedaan in het kader van de schuldsaneringsregeling van de schuldenaar, hierna aangeduid als [schuldenaar]. De rechtbank heeft het verzoek van de verzoeker, hierna aangeduid als [verzoeker], tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling afgewezen. De schuldenaar was op 18 december 2018 toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling, waarbij mr. R.G.C. Veneman was benoemd tot rechter-commissaris en P. Adam als bewindvoerder fungeerde. De verzoeker stelde dat de schuldenaar zijn schuldeisers benadeelde door vermogen te verzwijgen, specifiek met betrekking tot onroerend goed in Turkije. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar niet aan zijn informatieplicht heeft voldaan, maar dat dit niet toerekenbaar was in de zin dat het niet leidde tot tussentijdse beëindiging van de regeling. De rechtbank overwoog dat de schuldenaar gedurende de regeling zijn verplichtingen is nagekomen en dat er geen bewijs was dat hij opzettelijk informatie had verzwegen. De rechtbank heeft besloten dat de schuldenaar in aanmerking komt voor een schone lei, maar dat deze pas van toepassing zal zijn na verkoop van alle onder de schuldsaneringsregeling vallende vermogensonderdelen. De beslissing van de rechtbank omvatte ook de vaststelling van de vergoeding voor de bewindvoerder en het vastrecht.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies – enkelvoudige kamer
vonnis van 31 januari 2022
in de schuldsaneringsregeling van:
[schuldenaar],
wonende te [woonplaats],
hierna: [schuldenaar],
gemachtigde: mr. P. van der Veld;
en het verzoek tot tussentijdse beëindiging van die schuldsaneringsregeling van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
hierna: [verzoeker],
gemachtigde: mr. J. Smit.

1.Verloop van de procedure

1.1
Ten aanzien van [schuldenaar] is bij vonnis van 18 december 2018 de schuldsaneringsregeling uitgesproken, met benoeming van, laatstelijk, mr. R.G.C. Veneman tot rechter-commissaris. P. Adam (Adam & Noordzij Bewindvoering), kantoorhoudende te Zuid-Beijerland, is benoemd tot bewindvoerder.
1.2
Op 10 augustus 2021 heeft [verzoeker] een verzoek ingediend strekkende tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling die op [schuldenaar] van toepassing is. Hetgeen [verzoeker] hierbij heeft gesteld zal – voor zover nodig – hierna worden weergegeven.
1.3
[schuldenaar] betwist het verzoek van [verzoeker] . Hetgeen hij daartoe naar voren heeft gebracht, zal hierna – voor zover nodig – worden vermeld.
1.4
De bewindvoerder heeft op 9 november 2021 aangegeven het verzoek van [verzoeker] niet te steunen en adviseert de rechtbank [schuldenaar] de schone lei te verlenen omdat hij de uit de wettelijke schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen verder is nagekomen.
1.5
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 22 november 2021. Bij die gelegenheid zijn verschenen en gehoord:
- [schuldenaar] met zijn advocaat en broer [broer van schuldenaar];
- [verzoeker] met zijn gemachtigde;
- de heer P. Adam, bewindvoerder;
- de heer van den Broek, beschermingsbewindvoerder.
1.6
Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting heeft de rechtbank de zaak aangehouden tot 20 december 2021, teneinde [schuldenaar] in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de verdeling en tenaamstelling van de kavels en vervolgens tot 10 januari 2022 om [verzoeker] in de gelegenheid te stellen hierop te reageren.
1.7
De rechtbank heeft vonnis bepaald op heden.
1.8
In het kader van de beoordeling van het verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling heeft de rechtbank onder meer kennis genomen van de volgende stukken: de brieven/berichten van 6 augustus 2021, 16 november 2021 en 31 december 2021 van de gemachtigde van [verzoeker] , de brieven/berichten van 23 september 2021 en 21 december 2021 van of namens de advocaat van [schuldenaar] en de berichten van 31 augustus 2021 en 9 november 2021 van de bewindvoerder.

2.De beoordeling

2.1
[schuldenaar] is op 18 december 2018 toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Namens [verzoeker] is op 6 augustus 2021 schriftelijk verzocht de wettelijke schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen. Volgens hem is sprake van een situatie zoals beschreven in artikel 350 van de Faillissementswet, omdat [schuldenaar] zijn schuldeisers benadeelt door vermogen te verzwijgen. Hiertoe wordt gesteld dat [schuldenaar] over vermogen beschikt. Volgens [verzoeker] blijkt uit het kadaster in Turkije dat [schuldenaar] daar eigenaar is van 16 kavels, 14 kavels die [schuldenaar] op 23 december 2019 volgens “regime 1” op zijn naam heeft gekregen en 2 kavels die in 2016 “volgens regime 2” zijn verkregen. Volgens [verzoeker] is het onmogelijk dat [schuldenaar] niet bekend was met de eigendom van de kavels. Hetgeen namens [schuldenaar] over de waarde is gesteld is onjuist. De waarde van de kavel bedraagt volgens [verzoeker] minimaal TL 55.380,44 en maximaal TL 71.283,25. [schuldenaar] heeft dus niet aan de informatieplicht voldaan en probeert vermogensbestanddelen achter te houden, aldus [verzoeker] .
2.2
[schuldenaar] betwist niet dat hij eigenaar van een aantal stukjes grond is geworden. Hij heeft vertaalde stukken uit het Turkse kadaster overgelegd waaruit blijkt dat hij een 1/35-aandeel heeft in een aantal onroerende zaken met de omschrijving “weide”, “akker”, “metsel bouwstal” of “bouwgrond” (hierna te noemen: de kavels). Volgens [schuldenaar] heeft hij deze kavels niet gekocht, maar van zijn opa geërfd. Tot de brief van 6 augustus 2021 van [verzoeker] was hij daar niet mee bekend. De waarde van de kavels bedraagt volgens [schuldenaar] minimaal € 1.051,75 en maximaal € 2.627,26. Hij is bereid mee te werken aan verkoop als dat opportuun wordt geacht.
2.3
De rechtbank stelt vast dat de stellingen van [verzoeker] er op neerkomen dat [schuldenaar] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de op hem in de WSNP rustende informatieplicht. Dit door te verzwijgen dat hij mede-eigenaar is (geworden) van een aantal kavels in Turkije. Dat [schuldenaar] mede-eigenaar is (geworden) van 16 kavels in Turkije is inmiddels wel duidelijk. Ook duidelijk is dat hij de WSNP-bewindvoerder daarvan niet op de hoogte heeft gebracht. Waar het hier om gaat, is de vraag of [schuldenaar] dit kan worden toegerekend.
2.4
Volgens [schuldenaar] wist hij niet dat hij mede-eigenaar was geworden van een aantal kavels in Turkije. [verzoeker] wijst er echter op dat een tweetal kavels (met de nummer 150 en 174) al in 2006 op naam van [schuldenaar] stonden. De rechtbank heeft [schuldenaar] in de gelegenheid gesteld om dit en de wijze van tenaamstelling bij akte toe te lichten. Op 21 december 2021 heeft de rechtbank een e-mailbericht ontvangen met de volgende inhoud: “Namens mr. P. van der Veld (de advocaat van [schuldenaar] ; rb) stuur ik u in bovengenoemde zaak bijgaande bijlage toe waaruit blijkt dat de verdeling en tenaamstelling via een vonnis is gebeurd en dat client, de heer [schuldenaar], hier niets van af wist. De stelling dat hij ervan af had moeten weten is onjuist.” Bij dit emailbericht is een aantal bijlagen gevoegd. Deze stukken geven geen duidelijkheid omtrent de gang van zaken met betrekking tot het verkrijgen van de kavels. Dit betekent echter niet dat daaruit kan worden geconcludeerd dat [schuldenaar] opzettelijk zijn mede-eigendom heeft verzwegen. Het is aan [verzoeker] als verzoeker om voldoende feiten en omstandigheden te stellen waar dit uit kan blijken. [verzoeker] heeft echter te weinig gesteld om tot die conclusie te komen. De rechtbank neemt in dit verband mede in overweging dat [schuldenaar] gedurende de wettelijke schuldsaneringsregeling steeds zijn verplichtingen is nagekomen en direct zijn medewerking heeft toegezegd aan de verkoop van de kavels, waarvan hij slechts voor 1/35-deel eigenaar is. Gezien enerzijds de relatief geringe waarde daarvan en anderzijds de aanzienlijke hoogte van de schuldenlast, is niet aannemelijk dat [schuldenaar] de mogelijke verkrijging van een schone lei in gevaar heeft willen brengen door bewust de mede-eigendom te verzwijgen. Bovendien staat [schuldenaar] sinds 28 mei 2018 onder beschermingsbewind en is de beschermingsbewindvoerder ook niet bekend geworden met de mede-eigendom in Turkije. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat [schuldenaar] weliswaar op dit punt de inlichtingenplicht niet is nagekomen, maar dat dit niet zodanig toerekenbaar is dat dit tot tussentijdse beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling moet leiden. Nu verder niet is gebleken van andere – beweerdelijk – verzwegen vermogensbestanddelen, zal het verzoek van [verzoeker] worden afgewezen.
2.5
De bewindvoerder heeft geadviseerd [schuldenaar] de schone lei te verlenen omdat hij de uit de wettelijke schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen verder is nagekomen.
Het vorenstaande leidt er tevens toe dat [schuldenaar] gedurende de termijn van de schuld-saneringsregeling (die op 18 december 2021 is verstreken) niet toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de uit die regeling voortvloeiende verplichtingen, zodat hij in aanmerking komt voor de zogenoemde schone lei. De rechtbank zal aldus beslissen. Die schone lei zal echter pas van toepassing worden, wanneer alle onder de schuldsaneringsregeling vallende vermogensonderdelen – waaronder de mede-eigendom van de kavels – zijn verkocht en de slotuitdelingslijst verbindend is geworden.

3.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek van [verzoeker] tot tussentijdse beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling;
- stelt vast dat [schuldenaar] niet – toerekenbaar – in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten;
- verstaat dat de verplichtingen van [schuldenaar] zijn geëindigd op 18 december 2021, maar dat de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden;
- stelt de vergoeding van de bewindvoerder vast op € 4.718,23 (inclusief de verschuldigde omzetbelasting), voor zover de boedel toereikend is;
- stelt het vastrecht vast op € 666,-, voor zover de boedel toereikend is.
Gewezen door mr. R. Cats, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 januari 2022 in aanwezigheid van R.D.A. Babulall-Oemrawsingh, griffier.