ECLI:NL:RBDHA:2022:6036
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor kleinkind bij grootouders
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 mei 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van een machtiging tot voorlopig verblijf door eiseres, een kleinkind van Iraanse afkomst. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die in het bestreden besluit van 18 juni 2021 het bezwaar van eiseres ongegrond verklaarde. Eiseres, die op 4 mei 2022 niet verscheen op de zitting, stelde dat zij feitelijk deel uitmaakte van het gezin van haar grootvader, bij wie zij verblijf wenste. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich op goede gronden had kunnen baseren op het feit dat eiseres niet tot het gezin van haar grootvader behoorde, aangezien haar vader sinds 2017 de zorg voor haar draagt. De rechtbank weegt mee dat, hoewel eiseres een sterke band heeft met haar grootouders, zij ook een sterke band met haar vader heeft en dat hij in staat is voor haar te zorgen. De rechtbank concludeert dat de belangen van eiseres bij de beoordeling zijn betrokken en dat het in haar hogere belang is om bij haar biologische ouders op te groeien. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.