ECLI:NL:RBDHA:2022:6038

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 mei 2022
Publicatiedatum
23 juni 2022
Zaaknummer
NL21.15772
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.M.H. van der Poort - Schoenmakers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning voor arbeid als zelfstandige wegens gebrek aan bewijs en inschrijving bij de KvK

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een verblijfsvergunning voor arbeid als zelfstandige had aangevraagd, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd afgewezen omdat de eiser niet voldeed aan de vereisten, waaronder het ontbreken van een inschrijving bij de Kamer van Koophandel (KvK) en onvoldoende onderbouwing van zijn ondernemingsplan. De eiser, geboren in 1987 met de Turkse nationaliteit, stelde dat hij niet kon inschrijven bij de KvK zonder verblijfsrecht en dat hij onvoldoende bewijs had kunnen overleggen van zijn werkervaring. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris op goede gronden had besloten, aangezien de eiser geen aanvullende stukken had overgelegd in bezwaar en beroep. De rechtbank vond het ook bevreemdend dat de eiser tijdens de zitting een andere beroepsspecialisatie noemde dan in zijn ondernemingsplan. De rechtbank verwierp het beroep van de eiser op het evenredigheidsbeginsel en artikel 8 van het EVRM, omdat hij niet had aangetoond dat er sprake was van familieleven. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.15772

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. P.R.L.V.M. Kruik),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.T.M. Vroom-Van Berckel).

Procesverloop

In het besluit van 30 juni 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag voor een verblijfsvergunning voor het doel ‘arbeid als zelfstandige’ afgewezen.
In het besluit van 8 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 4 mei 2022. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Dogan. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Aan de zijde van verweerder was ook mr. [A] aanwezig.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1987 en heeft de Turkse nationaliteit. Hij wil in Nederland werken als zelfstandige in de eenmanszaak ‘[eenmanszaak]’.
2. Verweerder heeft in het bestreden besluit de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd omdat eiser geen machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) heeft en er geen aanleiding bestaat om hem daarvan vrij te stellen. Eiser heeft namelijk de antecedentenverklaring onjuist ingevuld, hij heeft geen inschrijving bij de Kamer van Koophandel (KvK) overgelegd, het ondernemingsplan is summier en hij heeft geen stukken ten aanzien van zijn opleiding en werkervaring overgelegd.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. hij voert aan dat hij ervan uit ging dat verweerder bij de antecedentenverklaring doelde op situaties uit het verleden en niet zijn huidige verblijfssituatie. Verder kan hij zich zonder verblijfsrecht niet inschrijven bij de KvK en kan het hem niet worden tegengeworpen dat hij nog geen deskundige op het gebied van marktontwikkeling en concurrentieverhoudingen heeft gevonden. Daarnaast heeft hij ruim 16 jaar werkervaring opgedaan, maar heeft hij geen referenties of andere bewijsstukken uit die tijd. Ten onrechte werpt verweerder tegen dat hij zijn werkzaamheden onvoldoende heeft gespecificeerd, dat hij bepaalde zaken nog niet zeker weet en dat zijn administrateur geen deskundige is. Voorts is het bestreden besluit in strijd met het evenredigheidsbeginsel en heeft verweerder ten onrechte niet getoetst of van het beleid kan worden afgeweken. Eiser doet een beroep op artikel 8 van het EVRM [1] . Verder is hem ten onrechte een vertrektermijn onthouden en had verweerder hem moeten horen in bezwaar.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Op grond van artikel 4:2, tweede lid, van de Awb en artikel 3.102, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000, moet de aanvrager de gegevens en bescheiden verschaffen die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Verder staan in paragraaf B6/4.5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 en bijlage 8aa van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 welke documenten moeten worden overgelegd bij de aanvraag.
4.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat eiser niet voldoet aan de vereisten van de aanvraag. Daarbij acht de rechtbank van belang dat verweerder in het primaire besluit duidelijk heeft gemotiveerd bewijsmiddelen ontbreken en op welke onderdelen het ondernemingsplan tekortschiet. Desondanks heeft eiser in bezwaar geen aanvullende stukken overgelegd. Noch in bezwaar, noch in beroep is gebleken dat eisers onderneming ingeschreven staat in de KvK. Alleen al hierom heeft verweerder de aanvraag kunnen afwijzen. De enkele stelling dat hij heeft geprobeerd zich in te schrijven, maar dat het niet is gelukt omdat hij geen verblijfsrecht heeft, is niet onderbouwd. Daarbij is het ook mogelijk om een onderneming in te schrijven wanneer men geen verblijfsrecht in Nederland heeft. [2] Verder is eisers ondernemingsplan summier en niet met de benodigde documenten onderbouwd. Zo heeft eiser zijn werkervaring en opleiding niet onderbouwd. De enkele stelling dat hij geen referenties of andere bewijsstukken heeft uit die tijd, leidt niet tot een ander oordeel. Niet is onderbouwd waarom eiser niet alsnog bij zijn vorige werkgever(s) om een referentie kan vragen of een oude arbeidsovereenkomst kan overleggen. Bovendien vindt de rechtbank het bevreemdend dat eiser ter zitting heeft verklaard dat hij ramen- en kozijnen specialist is, terwijl in het door hem overgelegde ondernemingsplan staat dat hij ervaring heeft als elektra monteur en dat zijn gewenste onderneming ziet op boven- en ondergrondse infra, het aanleggen en onderhouden van connecties van gas-, water-, elektra en telecomleidingen en kabels.
Het evenredigheidsbeginsel, artikel 4:84 van de Awb en artikel 8 van het EVRM
5. Het betoog dat het bestreden besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel en dat verweerder van het beleid had moeten afwijken, volgt de rechtbank niet. Eiser heeft niet onderbouwd waarom in zijn geval de afwijzing van de aanvraag leidt tot onevenredige harde gevolgen of welke omstandigheden maken dat verweerder van het beleid zou moeten afwijken.
5.1.
Het beroep op artikel 8 van het EVRM slaagt evenmin, nu eiser op geen enkele wijze heeft onderbouwd dat sprake is van familieleven tussen hem en zijn zus.
Terugkeerbesluit
6. Eiser voert verder aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de vertrektermijn van vier weken niet kan worden verlengd. De rechtbank is van oordeel dat het aan eiser is om omstandigheden aan te voeren en te onderbouwen op grond waarvan van deze wettelijke termijn zou moeten worden afgeweken. Met de enkele stelling dat hij investeringen heeft gedaan door het aanleggen van een zakelijk netwerk in Nederland heeft hij niet onderbouwd waarom de vier weken termijn verlengd zou moeten worden.
Hoorplicht
7. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verweerder, gelet op de motivering van het primaire besluit en wat eiser in bezwaar heeft aangevoerd van het horen heeft mogen afzien, omdat er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk was dat wat in bezwaar is aangevoerd niet tot een andersluidend besluit kon leiden.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort - Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Zie de website van de KvK: