ECLI:NL:RBDHA:2022:6038
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.M.H. van der Poort - Schoenmakers
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning voor arbeid als zelfstandige wegens gebrek aan bewijs en inschrijving bij de KvK
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een verblijfsvergunning voor arbeid als zelfstandige had aangevraagd, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd afgewezen omdat de eiser niet voldeed aan de vereisten, waaronder het ontbreken van een inschrijving bij de Kamer van Koophandel (KvK) en onvoldoende onderbouwing van zijn ondernemingsplan. De eiser, geboren in 1987 met de Turkse nationaliteit, stelde dat hij niet kon inschrijven bij de KvK zonder verblijfsrecht en dat hij onvoldoende bewijs had kunnen overleggen van zijn werkervaring. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris op goede gronden had besloten, aangezien de eiser geen aanvullende stukken had overgelegd in bezwaar en beroep. De rechtbank vond het ook bevreemdend dat de eiser tijdens de zitting een andere beroepsspecialisatie noemde dan in zijn ondernemingsplan. De rechtbank verwierp het beroep van de eiser op het evenredigheidsbeginsel en artikel 8 van het EVRM, omdat hij niet had aangetoond dat er sprake was van familieleven. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.