ECLI:NL:RBDHA:2022:6048

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juni 2022
Publicatiedatum
23 juni 2022
Zaaknummer
NL21.18332
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardigheid lidmaatschap IPOB

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juni 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De aanvraag is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de staatssecretaris het lidmaatschap van de eiser bij de organisatie Indigenous People of Biafra (IPOB) ongeloofwaardig achtte. Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 9 juni 2022 heeft eiser verklaard dat hij uit Nigeria is gevlucht vanwege zijn lidmaatschap van de IPOB, die in Nigeria als een terroristische organisatie wordt beschouwd. Eiser heeft aangevoerd dat hij gevaar loopt bij terugkeer naar Nigeria, zowel vanwege zijn lidmaatschap van de IPOB als zijn afkomst van de [groepering]-stam. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft geoordeeld dat eiser niet geloofwaardig heeft verklaard over zijn lidmaatschap en de activiteiten die hij voor de IPOB heeft verricht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser te summier en algemeen heeft verklaard over de doelen en activiteiten van de IPOB, ondanks zijn bewering dat hij een actief en prominent lid was. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verklaringen van eiser over zijn ervaringen met de Nigeriaanse autoriteiten inconsistent en ongeloofwaardig waren. Eiser heeft niet overtuigend kunnen aantonen dat hij daadwerkelijk problemen heeft ondervonden als gevolg van zijn lidmaatschap van de IPOB.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, waarbij eiser niet in aanmerking komt voor toelating op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.18332

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.P. de Boo).

ProcesverloopBij besluit van 28 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 9 juni 2022. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.M. Njie. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedag] 1982. Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij uit Nigeria is gevlucht omdat hij lid is van de organisatie Indigenous People of Biafra (IPOB) die in Nigeria wordt gezien als een terroristische organisatie. Ook loopt hij gevaar omdat hij bij de [groepering]-stam hoort. Hij vreest daarom bij terugkeer voor de Nigeriaanse autoriteiten.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat hij niet gelooft dat eiser lid is geweest van de IPOB. Ook vindt verweerder het ongeloofwaardig dat hij voor de IPOB activiteiten heeft verricht en daardoor problemen heeft ondervonden met de Nigeriaanse autoriteiten.
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiser voert aan dat verweerder voorbij gaat aan de verklaringen die hij wel heeft afgelegd over zijn lidmaatschap en rol binnen de IPOB, de activiteiten die hij uitvoerde en de eedaflegging. Verder heeft hij niet tegenstrijdig over de ontsnapping verklaard. Daarbij zijn er acht jaren verstreken sinds hij lid werd en is het tijdsverloop van invloed geweest op zijn verklaringen. Daarnaast werpt verweerder ten onrechte tegen dat hij alleen een kopie van zijn identiteitskaart heeft overgelegd. Verweerder had ook de kopie bij de beoordeling moeten betrekken. Ook heeft verweerder ten onrechte geen waarde gehecht aan de overgelegde brief waarin wordt vermeld dat eiser lid is van IPOB.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Lidmaatschap van de IPOB
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder eisers lidmaatschap van de IPOB niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Hoewel de rechtbank het met eiser eens is dat hij over veel zaken wel heeft kunnen verklaren, heeft verweerder gelet op het referentiekader toch meer van hem mogen verwachten. Eiser heeft immers verklaard dat hij van begin af aan een zeer actief lid was van IPOB en ook een prominente rol binnen de IPOB heeft gespeeld. In het licht van deze grote betrokkenheid bij de IPOB, heeft verweerder eiser mogen tegenwerpen dat hij te summier en algemeen over de doelen en activiteiten van de IPOB heeft verklaard. Zo heeft hij verklaard dat het doel van de IPOB is om het land te verdelen en dat zij dit doen door aandacht te geven aan de doelen van de IPOB en de vlag te hijsen. Verder verklaart hij dat de organisatie vecht voor de vrijheid van hun mensen en hun eigen natie. Van eiser mag echter verwacht worden dat hij concreter kan verklaren over de doelen van de IPOB nu hij stelt acht jaar actief lid van de IPOB te zijn geweest. Voorts verklaart eiser vaag en summier over de activiteiten die hij heeft uitgevoerd voor de IPOB. Zo stelt hij dat hij drie keer per week aan een demonstratie mee deed, maar kan hij slechts vier demonstraties beschrijven. Ook heeft hij verklaard dat hij mensen moest mobiliseren. Hij werd dan eerst gebeld waarna hij mensen ging verzamelen. Eiser kan echter niet verklaren hoe vaak hij is gebeld. Ook heeft hij wisselend verklaard over de dag van de oprichting van de IPOB en zijn aanmelding daarvoor. Eerst verklaart hij dat zij met meer dan 100 mensen naar de hoofdstad zijn gelopen, maar in het aanvullend gehoor zegt hij dat het duizenden mensen waren. Daarnaast heeft eiser vaag verklaard over de eed die hij heeft afgelegd bij aanmelding. Zo weet hij niet de precieze locatie van de eed en kan hij niet concreet benoemen hoe de locatie eruit zag. Ook kan hij niet zeggen hoe de aanmelding precies verliep.
De door eiser gegeven redenen voor voornoemde vage, summiere en wisselende verklaringen, namelijk het tijdsverloop en eisers analfabetisme, heeft verweerder niet als verschoonbare redenen hoeven aanmerken.
Problemen naar aanleiding van het lidmaatschap en activiteiten van de IPOB
5. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder ook de problemen naar aanleiding van eisers lidmaatschap en activiteiten voor de IPOB niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft gevonden. Eiser heeft wisselend verklaard over het verhoor naar aanleiding van zijn arrestatie. Zo verklaart hij in het nader gehoor dat hij bij zijn aanhouding is verhoord. In het aanvullend gehoor zegt hij echter dat hij nooit is verhoord en dat de tolk mogelijk iets anders heeft gezegd. De rechtbank volgt eiser niet. In het nader gehoor heeft hij immers niet alleen verklaard dat hij is verhoord, maar heeft hij ook verteld waarover hij werd bevraagd. Dat de tolk dit allemaal verkeerd zou hebben vertaald volgt de rechtbank dan ook niet. Daarnaast heeft eiser ook wisselend verklaard over de gevangenis. In het nader gehoor stelt hij dat hij en zijn celgenoten konden ontsnappen, omdat de gevangenisbewakers geen wapens droegen. Tijdens het aanvullende gehoor heeft hij echter verklaard dat zij konden ontsnappen, omdat er ꞌs nachts geen bewakers waren aan de achterkant van de gevangenis. Daarbij ziet de rechtbank niet in hoe twintig gevangenen, die beschuldigd werden van terrorisme, niet werden bewaakt. Verder heeft verweerder de verklaringen van eiser over de wijze waarop hij en de overige 19 gevangenen konden ontsnappen in redelijkheid vreemd kunnen vinden. Het is zonder nadere uitleg niet goed denkbaar dat 20 personen tegelijkertijd aan een tralieraam van één meter bij één meter kunnen staan schudden. De eerst in beroep en ter zitting gegeven verklaring dat het kleinere groepen personen waren die om en om aan de tralies schudden is te laat naar voren gebracht, en bovendien in strijd met de eerdere verklaringen van eiser over de gang van zaken, en overtuigt daarom niet.
Documenten
6. Het betoog dat verweerder ten onrechte geen oordeel heeft gevormd over de overgelegde kopie van eisers identiteitskaart, slaagt niet. Verweerder heeft in het besteden besluit voldoende gemotiveerd waarom er geen bewijswaarde toekomt aan de kopie. Daarbij heeft verweerder mogen tegenwerpen dat eiser ruim de tijd heeft gehad om het origineel naar Nederland te krijgen maar daar niet in is geslaagd. Dat er een lockdown was betekent niet dat de identiteitskaart niet per post verstuurd kon worden. Verweerder heeft wel degelijk een oordeel gevormd over het document. Eiser heeft verder niet onderbouwd waarom er volgens hem wel bewijswaarde aan de kopie van de identiteitskaart moet worden gehecht.
6.1.
Verweerder heeft ook niet ten onrechte overwogen dat ook aan de brief geen waarde toegekend kan worden omdat het een ongedateerde kopie betreft waarvan de schrijver onbekend is. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de schrijver van de brief inderdaad gelieerd is aan de organisatie IPOB en op basis van welke gegevens de brief is opgesteld. Daarin is hij niet geslaagd.
Groepsbescherming
7. Voor zover eiser stelt dat hij bij terugkeer naar Nigeria al een reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM [1] omdat hij deel uitmaakt van de [groepering]-stam, volgt de rechtbank hem niet. Eiser heeft dit eerst op zitting naar voren gebracht en zijn stelling op geen enkele wijze onderbouwd.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van
mr.F.E.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.