4.2.Verder stelt eiser dat het aanmerken van Zuid-Afrika als veilig derde land vooral is toegespitst op de situatie voor vluchtelingen en dat een beoordeling van de algemene veiligheidssituatie ontbreekt. Voor zover eiser hiermee betoogt dat Zuid-Afrika geen veilig derde land is, volgt de rechtbank hem niet. De beoordeling of een land als veilig derde land kan worden aangemerkt ziet per definitie op de situatie van vreemdelingen in dat land. De persoon in kwestie is immers geen burger van het betreffende land. Dat Zuid-Afrika niet als veilig land van herkomst is gekwalificeerd maakt nog niet dat het daarom ook geen veilig derde land is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat Zuid-Afrika een veilig derde land is voor eiser. Daarbij is ook van belang dat eiser en zijn vrouw op hun visumaanvraag hebben aangegeven terug te zullen keren naar Zuid-Afrika omdat het gevaar is geweken. De enkele verwijzing naar twee uitspraken van deze rechtbank, leidt niet tot een ander oordeel. Uit die uitspraken volgt dat verweerder moet motiveren waarom een land als veilig derde land kan worden aangemerkt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dat in deze zaak, aan de hand van informatie als bedoeld in artikel 3.37e van het VV 2000, voldoende gemotiveerd. Eiser heeft niet gemotiveerd onderbouwd waar de motivering van verweerder in zijn geval tekortschiet.
5. De rechtbank oordeelt verder dat verweerder de problemen met de schoonfamilie ongeloofwaardig heeft kunnen vinden. Uit zijn verklaringen blijkt niet dat hij stelselmatig slachtoffer is geweest van geweld en bedreigingen door zijn schoonfamilie in Zuid-Afrika. Zo zou eiser in 2008 twee keer door zijn schoonfamilie zijn mishandeld. Daar heeft hij echter geen aangifte van gedaan. De aangiftes die hij heeft overgelegd zijn van 2010 en 2013. Daarover heeft eiser verklaard dat het ging om geweldsincidenten door de lokale bevolking. Pas in 2018 zou eiser weer problemen hebben met zijn schoonfamilie. Hij zou toen zijn aangevallen door een groep van 6 of 7 jongens. Het verband tussen de groep jongens en zijn schoonfamilie heeft eiser echter niet inzichtelijk gemaakt. Eiser heeft verder tegenstrijdig verklaard over zijn vrees. Want hoewel eiser stelt te vrezen voor zijn schoonfamilie, en hij is sinds 2008 inderdaad een aantal keer weggegaan uit Zuid-Afrika, is eiser ook weer teruggekeerd. Zo heeft eiser van 2014 tot 2018 zonder problemen in Zuid-Afrika kunnen leven. Verder heeft eiser op zijn visumaanvraag verklaard dat het gevaar in Zuid-Afrika geweken is.
6. De in beroep overgelegde kopieën van de politieverslagen geven geen aanleiding voor een ander oordeel. Zo staan er verschillende ongerijmdheden in. De data van de drie documenten staan op verschillende manieren vermeld, de algemene tekst op de documenten verschilt van elkaar en er ontbreekt een s in het e-mailadres dat vermeld staat. Bovendien is het niet duidelijk hoe de documenten tot stand zijn gekomen en op grond waarvan zij zijn opgemaakt. Ook de inhoud van de documenten is onduidelijk. Van het eerste document is niet duidelijk wat er precies gezegd wordt. Zo lijkt er te staan dat aan de broers van eisers echtgenote is gevraagd of zij hen bedreigd heeft. Terwijl eiser en zijn echtgenote juist stellen dat zij door de broers worden bedreigd. Van het tweede en derde documenten is het onduidelijk op welke feiten het ziet. Daarbij zijn deze documenten niet te relateren aan de problemen met eisers schoonfamilie.
Zwaarwegendheid discriminatie
7. De rechtbank stelt verder vast dat verweerder de door eiser en zijn echtgenote ondervonden discriminatie en geweldsincidenten in algemene zin geloofwaardig acht. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de discriminatie echter onvoldoende zwaarwegend is om voor een asielvergunning in aanmerking te komen. Niet is gebleken van dusdanige discriminatie dat eiser zodanig in zijn bestaansmogelijkheden wordt beperkt dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren. Daarbij kunnen eiser en zijn echtgenote de hulp inroepen van de Zuid-Afrikaanse autoriteiten. Zij hebben eerder ook al aangifte gedaan van discriminatie en de politie zou bereid zijn hen te helpen. Daaruit volgt dat eiser bij de autoriteiten terecht kan.
8. Het beroep is ongegrond. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000.
9. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, nu het beroep ongegrond is verklaard en er niet langer sprake is van connexiteit.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.