ECLI:NL:RBDHA:2022:6050

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juni 2022
Publicatiedatum
23 juni 2022
Zaaknummer
NL22.8862 en NL22.8863
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en voorlopige voorziening van een vreemdeling met Zuid-Afrikaanse connecties

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvraag van een eiser van Bengalese nationaliteit, die in Zuid-Afrika is bedreigd en mishandeld door de familie van zijn vrouw. De rechtbank heeft de aanvraag afgewezen, omdat Zuid-Afrika als veilig derde land wordt aangemerkt. Eiser heeft aangevoerd dat hij en zijn vrouw in Zuid-Afrika gediscrimineerd worden vanwege hun religie en dat hij vreest voor zijn schoonfamilie. De rechtbank oordeelt dat de problemen met de schoonfamilie niet geloofwaardig zijn en dat de gestelde discriminatie onvoldoende zwaarwegend is voor het verlenen van een asielvergunning. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen connexiteit meer is. De uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, in aanwezigheid van griffier mr. F.E.J. Valk, en is openbaar gemaakt op 28 juni 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.8862 en NL22.8863

uitspraak van de enkelvoudige kamer/voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser/verzoeker], eiser/verzoeker, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. F. Ben-Saddek),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.P. de Boo).

ProcesverloopBij besluit van 17 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep (NL22.8862) ingesteld. Ook heeft eiser een verzoek om een voorlopige voorziening (NL22.8863) ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met het verzoek om een voorlopige voorziening, op 9 juni 2022 op zitting behandeld. Eiser/verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen P. Ghosh. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De zaken zijn gelijktijdig behandeld met de zaken van de echtgenote van eiser, met zaaknummers NL22.8865 en NL22.8866.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser stelt van Bengalese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedag] 1986. Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Zuid-Afrika is bedreigd en mishandeld door de familie van zijn vrouw omdat hij moslim is en zijn vrouw zich ook bekeerd heeft tot de Islam. Ook zijn hij en zijn vrouw door anderen in hun woonomgeving bedreigd en gediscrimineerd vanwege hun religie. Bij terugkeer naar Zuid-Afrika vreest hij voor zijn schoonfamilie en daarnaast een dusdanige ernstige mate van discriminatie dat hem en zijn vrouw het leven onmogelijk wordt gemaakt.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag afgewezen omdat Zuid-Afrika aangemerkt kan worden als veilig derde land voor eiser. Als eiser al problemen ondervindt, dan mag verwacht worden dat hij zich tot de autoriteiten wendt om bescherming. Daarnaast vindt verweerder de gestelde problemen in Zuid-Afrika niet geloofwaardig.

Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?

3. Eiser voert aan dat hij bij terugkeer naar Zuid-Afrika niet zal worden toegelaten. Daarnaast is Zuid-Afrika voor hem geen veilig derde land. Eiser verwijst daarbij naar verschillende uitspraken van deze rechtbank en de hoogste bestuursrechter. [1] Zijn asielaanvraag is ten onrechte als kennelijk ongegrond afgewezen. Verder is het bestreden besluit tegenstijdig. Verweerder stelt dat de geweldsdelicten evident zijn, maar vindt eisers problemen ongeloofwaardig. Daarbij had verweerder moeten toetsen of de evidente geweldsdelicten een schending van artikel 3 van het EVRM [2] opleveren.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Veilig derde land
4. De hoogste bestuursrechter heeft in haar uitspraken van 13 december 2017 [3] het toetsingskader voor het tegenwerpen van een veilig derde land uiteengezet. Hieruit volgt dat verweerder eerst moet beoordelen of een vreemdeling een zodanige band heeft met het derde land, dat het voor hem of haar redelijk is daar naartoe te gaan. Daarna moet verweerder beoordelen of aannemelijk is dat de vreemdeling tot dit land wordt toegelaten. Vervolgens is het aan een vreemdeling om aan te tonen dat de door verweerder geschetste mogelijkheden om toegang te krijgen tot het land, in zijn geval niet aanwezig zijn. Als laatste moet verweerder beoordelen of de vreemdeling in dit land volgens de beginselen genoemd in artikel 3.106a, eerste lid, van het Vb zal worden behandeld.
4.1.
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat Zuid-Afrika voor eiser als veilig derde land kan worden aangemerkt. Verweerder heeft mogen aannemen dat eiser een band heeft met Zuid-Afrika. Zijn echtgenote heeft de Zuid-Afrikaanse nationaliteit, hij heeft meerdere jaren in Zuid-Afrika gewoond en heeft een verblijfsvergunning. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij niet meer tot Zuid-Afrika wordt toegelaten. Uit het proces-verbaal van de aanvraag blijkt dat eiser in het bezit is van een verblijfsvergunning voor Zuid-Afrika geldig tot 9 december 2024. [4] Dat op die vergunning staat vermeld dat de vergunning mogelijk kan worden ingetrokken bij langdurig verblijf buiten Zuid-Afrika is onvoldoende voor de conclusie dat eiser geen toegang meer heeft tot Zuid-Afrika. Het is enkel een mogelijke toekomstige gebeurtenis. Gesteld noch gebleken is dat de verblijfsvergunning daadwerkelijk is of zal worden ingetrokken.
4.2.
Verder stelt eiser dat het aanmerken van Zuid-Afrika als veilig derde land vooral is toegespitst op de situatie voor vluchtelingen en dat een beoordeling van de algemene veiligheidssituatie ontbreekt. Voor zover eiser hiermee betoogt dat Zuid-Afrika geen veilig derde land is, volgt de rechtbank hem niet. De beoordeling of een land als veilig derde land kan worden aangemerkt ziet per definitie op de situatie van vreemdelingen in dat land. De persoon in kwestie is immers geen burger van het betreffende land. Dat Zuid-Afrika niet als veilig land van herkomst is gekwalificeerd maakt nog niet dat het daarom ook geen veilig derde land is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat Zuid-Afrika een veilig derde land is voor eiser. Daarbij is ook van belang dat eiser en zijn vrouw op hun visumaanvraag hebben aangegeven terug te zullen keren naar Zuid-Afrika omdat het gevaar is geweken. De enkele verwijzing naar twee uitspraken van deze rechtbank, leidt niet tot een ander oordeel. Uit die uitspraken volgt dat verweerder moet motiveren waarom een land als veilig derde land kan worden aangemerkt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dat in deze zaak, aan de hand van informatie als bedoeld in artikel 3.37e van het VV 2000 [5] , voldoende gemotiveerd. Eiser heeft niet gemotiveerd onderbouwd waar de motivering van verweerder in zijn geval tekortschiet.
Problemen in Zuid-Afrika
5. De rechtbank oordeelt verder dat verweerder de problemen met de schoonfamilie ongeloofwaardig heeft kunnen vinden. Uit zijn verklaringen blijkt niet dat hij stelselmatig slachtoffer is geweest van geweld en bedreigingen door zijn schoonfamilie in Zuid-Afrika. Zo zou eiser in 2008 twee keer door zijn schoonfamilie zijn mishandeld. Daar heeft hij echter geen aangifte van gedaan. De aangiftes die hij heeft overgelegd zijn van 2010 en 2013. Daarover heeft eiser verklaard dat het ging om geweldsincidenten door de lokale bevolking. Pas in 2018 zou eiser weer problemen hebben met zijn schoonfamilie. Hij zou toen zijn aangevallen door een groep van 6 of 7 jongens. Het verband tussen de groep jongens en zijn schoonfamilie heeft eiser echter niet inzichtelijk gemaakt. Eiser heeft verder tegenstrijdig verklaard over zijn vrees. Want hoewel eiser stelt te vrezen voor zijn schoonfamilie, en hij is sinds 2008 inderdaad een aantal keer weggegaan uit Zuid-Afrika, is eiser ook weer teruggekeerd. Zo heeft eiser van 2014 tot 2018 zonder problemen in Zuid-Afrika kunnen leven. Verder heeft eiser op zijn visumaanvraag verklaard dat het gevaar in Zuid-Afrika geweken is.
6. De in beroep overgelegde kopieën van de politieverslagen geven geen aanleiding voor een ander oordeel. Zo staan er verschillende ongerijmdheden in. De data van de drie documenten staan op verschillende manieren vermeld, de algemene tekst op de documenten verschilt van elkaar en er ontbreekt een s in het e-mailadres dat vermeld staat. Bovendien is het niet duidelijk hoe de documenten tot stand zijn gekomen en op grond waarvan zij zijn opgemaakt. Ook de inhoud van de documenten is onduidelijk. Van het eerste document is niet duidelijk wat er precies gezegd wordt. Zo lijkt er te staan dat aan de broers van eisers echtgenote is gevraagd of zij hen bedreigd heeft. Terwijl eiser en zijn echtgenote juist stellen dat zij door de broers worden bedreigd. Van het tweede en derde documenten is het onduidelijk op welke feiten het ziet. Daarbij zijn deze documenten niet te relateren aan de problemen met eisers schoonfamilie.
Zwaarwegendheid discriminatie
7. De rechtbank stelt verder vast dat verweerder de door eiser en zijn echtgenote ondervonden discriminatie en geweldsincidenten in algemene zin geloofwaardig acht. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de discriminatie echter onvoldoende zwaarwegend is om voor een asielvergunning in aanmerking te komen. Niet is gebleken van dusdanige discriminatie dat eiser zodanig in zijn bestaansmogelijkheden wordt beperkt dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren. Daarbij kunnen eiser en zijn echtgenote de hulp inroepen van de Zuid-Afrikaanse autoriteiten. Zij hebben eerder ook al aangifte gedaan van discriminatie en de politie zou bereid zijn hen te helpen. Daaruit volgt dat eiser bij de autoriteiten terecht kan.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000.
9. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, nu het beroep ongegrond is verklaard en er niet langer sprake is van connexiteit.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijs het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van
mr.F.E.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan, voor zover deze ziet op het beroep, hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Uitspraak van rechtbank Den Haag, zittingsplaats Den Bosch, van 27 december 2017, NL17.12603; uitspraak van rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 29 juni 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:16089; uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 13 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3378.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Uitspraken van de Afdeling van 13 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3880 en ECLI:NL:RVS:2017:3881.
4.P. 4 Proces-verbaal aanvraag asiel.
5.Voorschrift Vreemdelingen 2000.