ECLI:NL:RBDHA:2022:6082
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering jonggehandicaptenkorting op basis van onvoldoende bewijs van recht op uitkering of arbeidsondersteuning
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juni 2022 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie waarbij eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde S.P. Girjasing, in beroep ging tegen de beslissing van de inspecteur van de Belastingdienst. De inspecteur had op 13 oktober 2020 het bezwaar van eiseres tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2018 afgewezen. Eiseres had in haar aangifte aangegeven recht te hebben op de jonggehandicaptenkorting, maar de inspecteur was van mening dat dit niet het geval was.
Tijdens de zitting op 9 juni 2022 werd duidelijk dat de jonggehandicaptenkorting alleen kan worden verleend aan belastingplichtigen die recht hebben op een uitkering of arbeidsondersteuning op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd dat zij aan deze voorwaarden voldeed. De rechtbank concludeerde dat de aanslag niet te hoog was vastgesteld en dat het beroep ongegrond was.
Eiseres had ook een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel, stellende dat zij had vertrouwd op de mededelingen van de persoon die haar aangifte had ingediend. De rechtbank verwierp dit beroep, omdat de uitlatingen van deze derde niet door de inspecteur waren gedaan en de inspecteur niet verantwoordelijk was voor de inhoud daarvan. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat het griffierecht in deze en andere zaken was teruggestort.