ECLI:NL:RBDHA:2022:6083
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen; jonggehandicaptenkorting
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de inspecteur van de Belastingdienst over de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2019. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde S.P. Girjasing, betwistte de hoogte van de ingehouden loonheffingen en het recht op de jonggehandicaptenkorting. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een hoger bedrag aan loonheffingen is ingehouden dan het bedrag waar de Belastingdienst van is uitgegaan, namelijk € 3.358. Eiseres had een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.164 opgegeven, maar de Belastingdienst had op basis van eigen gegevens vastgesteld dat het loon dat eiseres had ontvangen in 2019 € 24.163 bedroeg.
De rechtbank concludeerde dat de aanslag IB/PVV correct was vastgesteld en dat eiseres niet had aangetoond dat zij recht had op de jonggehandicaptenkorting. De rechtbank wees erop dat de bewijslast voor het recht op deze korting bij eiseres ligt, en dat zij niet had onderbouwd dat zij aan de voorwaarden voldeed. Bovendien werd het beroep op het vertrouwensbeginsel afgewezen, omdat eiseres zich niet kon beroepen op uitlatingen van de Belastingdienst, maar op die van een derde die haar had geholpen met de aangifte. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.