ECLI:NL:RBDHA:2022:609
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om herziening van besluit inzake last onder dwangsom en procesbelang
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 januari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om herziening van een eerder besluit van het college van burgemeester en wethouders van Leiden. Eiser, die zijn schip moest verwijderen van de ligplaats, had bezwaar aangetekend tegen het besluit van 5 januari 2021, waarin zijn verzoek om herziening werd afgewezen. Eiser stelde dat er nieuwe feiten waren die aanleiding gaven om het besluit te herzien, waaronder informatie uit een vergelijkbare bezwaarprocedure en toezeggingen uit het Ligplaatsenplan. De rechtbank heeft het beroep op 4 november 2021 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn vader en een gemachtigde.
De rechtbank overwoog dat voor een inhoudelijke beoordeling van het beroep vereist is dat eiser een actueel en reëel belang heeft bij de uitspraak. Eiser had in een eerdere procedure al zijn beroep op het vertrouwensbeginsel toegelicht, en de rechtbank concludeerde dat het doel van het herzieningsverzoek al was bereikt. Daarom was er geen procesbelang meer voor een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en oordeelde dat verweerder geen proceskosten hoefde te vergoeden.
De uitspraak werd gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, in aanwezigheid van griffier Y.E. de Loos, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. Eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.