Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2022 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
het college van burgemeester en wethouders, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
“Het college erkent dat er in 2009 in het ligplaatsenplan bedrijfsvaartuigen is opgenomen dat het de bedoeling was om in een ligplaatsenplan pleziervaartuigen en passanten 3 extra plaatsen voor voormalige bedrijfsvaartuigen te creëren aan de [straat] . Het college moet ook erkennen dat er inmiddels bijna 9 jaar voorbij zijn gegaan en de situatie op het gehele Leidse water is veranderd. Voor het college weegt zwaar dat de druk op de beperkte beschikbare ligplaatsen groot is en de afgelopen jaren enkel is gegroeid. Er is meer vraag naar ligplaatsen dan nu kan worden geboden, met name voor plezier- en bedrijfsvaartuigen. Daarom kiest het college er in dit ligplaatsenplan voor om de schaarse nieuwe locaties in eerste instantie voor die categorieën te bestemmen.”
In verband met het vorenstaande hebben wij besloten de zonder vergunning ingenomen ligplaats van het schip de [naam schip] in de [rivier] op het perceel kadastraal bekend gemeente Leiden sectie N, nummer 1829 tijdelijk te gedogen. Zulks voor een termijn die afloopt op het moment dat de gemeenteraad een nieuw ligplaatsenplan – als opvolger van het Ligplaatsenplan Bedrijfsvaartuigen 2009 – vaststelt waarin wordt aangegeven op welke locaties een vaste ligplaatsvergunning voor bedrijfsvaartuigen en passagiersschepen kan worden verleend.”