Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam], eiser
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
terugkeer.
Conclusie
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juni 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, die de Algerijnse nationaliteit heeft, was in bewaring gesteld met het oog op een mogelijke overdracht naar Spanje, zoals bedoeld in de Dublinverordening. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, waarbij hij tevens een verzoek om schadevergoeding indiende. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, geen verweerschrift of reactie heeft ingediend en dat partijen akkoord zijn gegaan met het achterwege laten van een zitting.
De rechtbank heeft overwogen dat er een concreet aanknopingspunt bestaat voor de overdracht van eiser naar Spanje en dat er een significant risico is dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Eiser heeft betoogd dat er geen zicht op overdracht bestaat, omdat verweerder sinds de totstandkoming van het claimakkoord op 31 januari 2022 geen stappen heeft ondernomen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de uiterste overdrachtstermijn op 31 juli 2022 verstrijkt en dat er geen onderbouwing is dat verweerder vóór deze datum geen overdracht kan realiseren.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter E.J. Govaers, in aanwezigheid van griffier N.F. Kreeftmeijer, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.