Overwegingen
Waar gaat deze zaak over?
1. Op 6 februari 2019 heeft eiseres een verzoek tot handhaving ingediend, omdat de (gast)predikers van de Moskee een gedachtegoed zouden verspreiden dat geweld en onderdrukking richting vrouwen en ongelovigen aanmoedigt, waaronder vrouwenbesnijdenis, vrouwenonderdrukking en gewelddadige bestraffing van overspel.
Eiseres heeft verweerder verzocht om binnen het bestaande instrumentarium van bevoegdheden tot handhavend optreden over te gaan. Hierbij heeft eiseres een aantal voorbeelden genoemd, zoals het sluiten van de Moskee op grond van artikel 172 en 174 van de Gemeentewet, het opleggen van een gebiedsverbod aan de betrokken gastimam dan wel het stilleggen van de website van de Moskee. Verweerder heeft het handhavingsverzoek afgewezen nu een juridische grondslag ontbreekt op grond waarvan hij handhavend kan optreden.
Wat zijn de regels?
2. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat vinden partijen in beroep?
3. Verweerder stelt zich primair op het standpunt geen sprake is van een concrete wettelijke norm die de Moskee overtreedt ten aanzien waarvan verweerder tot handhaving bevoegd en gehouden is. Eiseres wijst enkel op strafbare feiten die de Moskee mogelijk zou hebben begaan. Het is dan aan het Openbaar Ministerie (het OM), en niet aan verweerder, om over de opsporing en vervolging van strafbare feiten te beslissen. Verder voert verweerder aan dat de inzet van de openbare orde-bevoegdheden op grond van artikel 172 en 174 van de Gemeentewet niet door een derde kunnen worden afgedwongen met een verzoek tot handhaving. Subsidiair voert verweerder aan dat het sluiten van een gebedshuis met het oog op de vrijheid van godsdienst alleen bij wet in formele zin kan plaatsvinden. Een specifiek geformuleerde wettelijke grondslag in een wet in formele zin ontbreekt echter en is door eiseres ook niet gesteld.
4. Volgens eiseres staat strafrechtelijk optreden er niet aan in de weg om ook bestuursrechtelijk op te treden. Het strafrecht is bestraffend van aard terwijl eiseres om een herstelmaatregel heeft verzocht, namelijk herstel van de inbreuk die op de openbare orde heeft plaatsgevonden en preventie van verdere verspreiding van een gedachtegoed dat in strijd is met kernwaarden van de democratische samenleving. De visie van de Moskee over vrouwenbesnijdenis onderstreept een acute dreiging voor de openbare orde. Weliswaar is de beginselplicht tot handhaving niet van toepassing op de burgemeestersbevoegdheid zoals neergelegd in artikel 172 en 174 van de Gemeentewet, echter dit ontslaat de burgemeester niet van de verplichting het verzoek zorgvuldig te beoordelen en zijn besluit goed te motiveren. Naast artikel 172 en 174 van de Gemeentewet bestaan er meerdere manieren om op te treden tegen de Moskee. Verweerder heeft nagelaten om juist deze opties gemotiveerd te bespreken. Volgens eiseres moet verweerder meer dingen durven om maatschappelijk onwenselijke situaties tegen te gaan.
5.Derde partij voert aan dat zij geen voorstander is van vrouwenbesnijdenissen en zich op haar eigen wijze inzet om dit tegen te gaan. Dat de Moskee een gedachtegoed verspreidt dat geweld en onderdrukking richting vrouwen aanmoedigt, kan niet worden gevolgd. Verweerder kan dan ook niet tot handhaving overgaan, omdat de door eiseres geschetste feiten niet juist zijn en er geen sprake is van overtreding van de openbare orde.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6.
De rechtbank overweegt dat in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, in de regel van deze bevoegdheid gebruik zal moeten maken. Er moet dan wel sprake zijn van een overtreding conform artikel 5:1, eerste lid, van de Awb.
7. Eiseres is het met verweerder eens dat niet in rechte kan worden afgedwongen dat verweerder op grond van artikel 172 dan wel 174 van de Gemeentewet handhavend optreedt tegen de Moskee. Volgens eiseres is het wel mogelijk voor verweerder om op grond van deze artikelen handhavend op te treden en anders is het aan verweerder om onderzoek te doen naar alle mogelijkheden die naast artikel 172 en 174 van de Gemeentewet bestaan om tot handhavend optreden over te gaan. Eiseres wil met name dat verweerder het besluit beter motiveert en creatiever omgaat met de hem ter beschikking staande instrumenten om in dit soort situaties op te treden.
8. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de bevoegdheden zoals neergelegd in artikel 172 en 174 van de Gemeentewet niet zo ver strekken dat verweerder op grond hiervan een moskee zou kunnen sluiten. Ten aanzien van artikel 174 van de Gemeentewet, leidt de rechtbank uit de wetsgeschiedenis die ziet op de Wet openbare manifestaties af, dat bijvoorbeeld kerken en in het verlengde hiervan dus ook een moskee, niet als openbare plaats kunnen worden aangemerkt.
De vraag is dan of de zogenaamde lichte bevelsbevoegdheid zoals deze is neergelegd in artikel 172 van de Gemeentewet de bevoegdheid geeft voor verweerder om inbreuk te maken op een grondrecht. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat artikel 172 van de Gemeentewet niet zo ver kan strekken dat op grond dit artikel een moskee kan worden gesloten. Daarbij heeft verweerder terecht gewezen op kamerstukken die zien op het creëren van een mogelijkheid om eventueel bijvoorbeeld een kerk of een moskee te kunnen sluiten in verband met een pandemie. Zoals in deze stukken is beschreven, wordt het belijden van een godsdienst of levensovertuiging in deze gebouwen grondwettelijk beschermd. Dit sluit weliswaar niet uit dat daarop vanwege de noodzaak om het ernstige risico van een pandemie tegen te gaan beperkingen te kunnen stellen, maar dit moet dan geschieden middels een voldoende specifieke, dáárop gerichte wet in formele zin als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Grondwet.De bevoegdheid zoals verwoord in artikel 172 van de Gemeentewet is echter niet een dergelijke specifieke bepaling die dit mogelijk maakt. Dat eiseres stelt dat zij van mening is dat het grondrecht hier wordt misbruikt om strafbare feiten te plegen en dat dus van de religieuze overwegingen moet worden geabstraheerd, is onvoldoende voor het oordeel dat verweerder op grond van artikel 172 van de Gemeentewet wel bevoegd zou zijn.
9. De rechtbank ziet geen ruimte om in deze procedure handhavend optreden aan verweerder op te leggen en acht het ook verder niet onredelijk dat verweerder niet alle mogelijke vormen van handhavend optreden heeft besproken. Verweerder heeft niet alleen gesteld dat handhaving niet kan worden afgedwongen, maar tevens gemotiveerd waarom de door eiseres genoemde bevoegdheden tot handhaving niet kunnen worden toegepast. Zoals hiervoor besproken heeft verweerder kunnen stellen dat artikel 172 en 174 van de Gemeentewet geen bevoegdheid geven om tot sluiting van een moskee over te gaan vanwege de vrijheid van godsdienst. Verder heeft verweerder kunnen overwegen dat niet verweerder maar de minister bevoegd is om artikel 2 van de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorisme toe te passen. In deze procedure kan niet worden afgedwongen dat verweerder een verzoek tot het toepassen van dit artikel neerlegt bij de minister. De rechtbank begrijpt dat eiseres met deze procedure meer inzicht wil krijgen in de mogelijkheden die eventueel bestaan en dat zij wil dat verweerder creatiever omgaat met de hem ter beschikking staande middelen, echter uit het voorgaande volgt dat het besluit voldoende gemotiveerd en op juiste gronden is genomen. Het bestreden besluit kan in rechte stand houden.
10.
Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.