ECLI:NL:RBDHA:2022:617
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag duurzaam verblijf burgers van de Unie en beroep tegen bestreden besluit
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Egyptische eiseres en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een document 'duurzaam verblijf burgers van de Unie', welke door de staatssecretaris was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de eiseres niet gedurende de afgelopen vijf jaar over voldoende middelen van bestaan had beschikt, aangezien zij een uitkering op grond van de Participatiewet ontving. De eiseres betoogde dat zij rechtmatig in Nederland verbleef en dat haar aanvraag ten onrechte was afgewezen.
De rechtbank heeft het beroep van de eiseres ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet kon aantonen dat zij vijf jaar ononderbroken rechtmatig verblijf had gehad, zoals vereist volgens de relevante wetgeving. De rechtbank stelde vast dat de eiseres in de periode van 31 augustus 2015 tot en met 31 december 2018 een uitkering ontving, wat betekende dat zij niet voldeed aan de voorwaarden voor duurzaam verblijfsrecht. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat de eiseres niet had aangetoond dat zij onvrijwillig werkloos was geworden en dat haar beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagde, omdat er verschillende toetsingskaders van toepassing waren.
De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had gehandeld door de aanvraag van de eiseres af te wijzen en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.