Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[eisers] , eisers geboren op respectievelijk [geboortedatum] en [geboortedatum] , beiden van Turkse nationaliteit,
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Verweerder heeft deze aanvragen eerder afgewezen. Het beroep van eisers daartegen is gegrond verklaard. In de uitspraak van 5 maart 2021 heeft de rechtbank onder meer geoordeeld dat verweerder onvoldoende heeft onderbouwd dat persoonlijke ervaring of werkervaring op 1 januari 1973 een vereiste was voor toelating van een Turkse staatsburger die zich in Nederland als zelfstandige wilde vestigen. Ook heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat eisers onvoldoende exploitatiecijfers van de onderneming voorafgaand aan de toetreding van eisers hebben overgelegd.
Wat betekent het voor de beoordeling in de zaken van [eiser] en [eiser] dat deze wet op 18 juli 2007 is afgeschaft, mede gelet op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) van 9 december 2010 [2] ?
Verweerder stelt dat het gegeven dat bepaalde vereisten in de Nederlandse wet- en regelgeving zijn afgeschaft niet betekent dat deze voor de vreemdelingrechtelijke beoordeling eveneens zijn afgeschaft of afgeschaft hadden moeten worden.
“In het arrest van 21 oktober 2003, gevoegde zaken C-317/01 en C-369/01, Abatay e.a., punt 70 (www.curia.europa.eu), heeft het Hof, zakelijk weergegeven overwogen dat artikel 13 van besluit nr. 1/80 en artikel 41, eerste lid, van het Aanvullend Protocol dezelfde betekenis hebben.
De rechtbank stelt hiervoor een termijn van twaalf weken.
Beslissing
mr.J.T.M. Nijboer, griffier.