In de uitspraak van 9 juni 2022 heeft de Rechtbank Den Haag geoordeeld over een beroep van eiser, ir. [eiser], tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpenerwaard. Eiser had verzocht om handhavend optreden tegen de derde partij, die eigenaar is van een perceel waar in het verleden een melkrundvee- en varkenshouderij was gevestigd. Eiser stelde dat er sprake was van illegale bebouwing en niet-naleving van het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2011’. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeken van eiser om handhaving zijn afgewezen door verweerder, en dat het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing ongegrond is verklaard. Eiser heeft beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder terecht geen handhavend optreden heeft overwogen. De rechtbank concludeerde dat er geen overtredingen waren geconstateerd en dat de derde partij in het verleden vergunningen had verkregen voor de bouwwerken op het perceel. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het niet horen van eiser in de bezwaarprocedure een schending van de hoorplicht was, maar dat dit niet leidde tot vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank heeft verweerder wel veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.518,-, en heeft bepaald dat het griffierecht van € 181,- door verweerder moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in beroep te gaan bij de Raad van State.